Alles over sport logo

Versterk lokale samenwerking rond kleuters en bewegen: zo krijg je lokale partners mee

Als je in jouw gemeente aan de slag wilt met beweegaanbod voor kleuters, hebben gemeente, de buurtsportcoach en lokale partners daar ieder hun rol in. Hoe maak je al die lokale partners enthousiast voor het bewegen voor kleuters? Een interview met Ingrid Wijntjens en Frank van Wieringen.

Wie zijn zij?

  • Ingrid Wijntjens is projectleider Brede Regeling Combinatiefuncties bij Vereniging Sport en Gemeenten. Ook is zij betrokken bij de pijler Vaardig in bewegen binnen het Sportakkoord.
  • Frank van Wieringen was tot voor kort buurtsportcoach in de gemeente Lisse. Nu is hij vakleerkracht in het speciaal onderwijs en eigenaar van de interventie Jonge Beweeghelden

Wat zijn belangrijke lokale partners voor het stimuleren van bewegen bij kleuters?

“Samenwerken met lokale sportaanbieders is een must”, trapt Frank af. Dat is dé plek om beweegaanbod voor kleuters te organiseren. Dat kan zowel structureel als in losse clinics. Ook kun je samen bijvoorbeeld een sportinstuif voor 4- en 5-jarigen organiseren. In onze gemeente kwamen daar veel kleuters op af, want hun ouders zijn vaak echt nog zoekende naar een activiteit die hun kind leuk vindt.”

Ingrid noemt aanvullend ook de jeugdgezondheidszorg (JGZ), het onderwijs en de buitenschoolse opvang (bso). En partners als JOGG, Gezonde School en Gezonde Kinderopvang die ook al aandacht hebben voor kinderen en bewegen. “De lokale sportakkoorden zijn een erg goed platform om een versnelling te krijgen op samenwerking rond kleuters en om meer aandacht voor bewegen te vragen. Want het is mooi als kleuters in de gemeentelijke beleidsplannen komen, maar het Sportakkoord is van iedereen. In de meeste lokale akkoorden is volop aandacht voor de pijler Vaardig in bewegen. Door dit via het Sportakkoord samen op te pakken, krijg je een breder gedragen verhaal en gedeelde verantwoordelijkheid.”

Waar begin je om contact te leggen en een netwerk te bouwen? 

Ingrid adviseert om eerst in kaart te brengen wat partners al aanbieden en doen aan stimuleren van bewegen, specifiek bij kleuters. “Zo zie je meteen waar de blinde vlekken nog zitten.” Verder blijft het mensenwerk. “Zoek als buurtsportcoach een ingang in het onderwijs, of bij de sportvereniging. Start daar waar de connectie al goed is – en klein beginnen mag. Begin bij de voorlopers, dat ziet de rest het vanzelf en willen zij wel mee. Kleuteraanbod breed en goed neerzetten kost echt tijd, dus vraag daar als buurtsportcoach ook om bij jouw opdrachtgever.”

Ook wijst Ingrid nog even op het programma Kansrijke Start, waar bijna alle gemeenten aan meedoen. “Dat gaat natuurlijk over de eerste 1.000 dagen en niet over kleuters. Maar binnen dat programma ontstaan lokaal allerlei partnerschappen op het gebied van jonge kinderen. Daar kunnen we van profiteren als het gaat om partnerschappen opzetten rondom kleuters, want partijen weten elkaar dan rond baby’s en peuters al te vinden. Het is makkelijker om dat door te trekken naar goed kleuteraanbod. Daar kun je op meeliften.”

Met welke partners werk je als buurtsportcoach samen en hoe?

Frank vertelt vanuit zijn eigen ervaring als buurtsportcoach. “Ik ging niet zelf op een pleintje staan, want dan bedien je misschien 20 kleuters. Ik werkte juist samen met de sportverenigingen en andere sportaanbieders. Samen maakten we een plan om beweegaanbod voor kleuters te organiseren. Zo bereik je wel 100 kleuters. En dat is ook onze rol als buurtsportcoach: andere partners stimuleren en motiveren.”

Ook werkten Frank en zijn collega’s veel samen met het onderwijs en de buitenschoolse opvang (bso). “We hadden een nauwe band met de gymdocenten, daar was echt wel maandelijks contact. Dat is de makkelijkste link om ook het onderwijs enthousiast te maken voor bewegen. En je hebt die partners nodig, want je kunt niet iedereen zelf direct bereiken. We zorgden bijvoorbeeld dat het lokale kleuteraanbod in de nieuwsbrief van de scholen kwam en we hielpen ook met de Koningsspelen.” Frank probeerde de bso’s actief te betrekken bij activiteiten die werden georganiseerd in de buurt. “Bij sportactiviteiten attendeerden wij de bso en zij deden geregeld mee. Voor ons betekende dat een mooie groep extra deelnemers en voor de kleuters op de was het bso een leuk en leerzaam uitstapje.”

“Ook de samenwerking met de Centra Jeugd en Gezin (CJG) is steeds nauwer. Iedereen daar weet intussen wat het team van de buurtsportcoaches doet. En dat ze bij ons kunnen aankloppen als ze zelf een idee hebben. Zo wilden zij graag ook beweegaanbod voor kleuters met autisme. De experts van CJG weten precies wat daarbij komt kijken. En wij kunnen als buurtsportcoaches de verbinding met sportaanbieders leggen.”

Waar begin je als buurtsportcoach om partners enthousiast te maken?

Ingrid: “Bespreek goed wat de rol van elke partner in de samenwerking rond kleuters is. Verplaats je in de andere partij en laat zien wat de meerwaarde voor hen is. Heb het liever over bewegen, dan over sport – want dat is laagdrempeliger. En promoot vooral ook bewegen in het dagelijks leven: op de fiets of lopend naar school gaan, is ook al winst. Dat maakt het soms makkelijker om klein te beginnen met partners en zo werk je toch gestaag verder aan je doel.” 

Frank beaamt dat je beter kunt insteken op bewegen, dan op sport. “Bewegen omvat veel meer. Onze eigen interventie – Jonge Beweeghelden – heette eerder Jonge Sporthelden – maar is om die reden ook veranderd van naam, om meer omvattend te zijn. Sport is namelijk bewegen, maar bewegen is niet altijd sport. Bij sport draait het om ambitie en competitie is vaak verplicht. Terwijl we kleuters feitelijk in de allerbreedste zin beter leren bewegen. We oefenen alle grondvormen, zoals balanceren over balkjes, daar komt geen competitie aan te pas.”

Wat zijn belemmeringen of struikelblokken om partners te betrekken? 

“Voor sommige partners is de manier waarop zij hun werk georganiseerd hebben een drempel om echt veel aandacht aan bewegen te geven”, ziet Ingrid. “Soms zien partners de kleuters en hun ouders bijvoorbeeld alleen maar in 10-minutengesprekken. Dat verander je als buurtsportcoach niet. Maar wat je wel kunt doen is voor dat soort partners het lokale aanbod goed in kaart brengen en zorgen dat ze iets kunnen meegeven aan ouders.”

Frank geeft een voorbeeld: “Wij ontwikkelen nu een thuismodule van onze interventie, voor ouders die thuis met hun kind willen oefenen in bewegen. Die module kunnen ze bij de lokale bibliotheek lenen. En het mooie is: de Centra voor Jeugd en Gezin werken ook samen met de bieb. Zo kunnen we op allerlei manieren ouders van kleuters bereiken en stimuleren – vanuit verschillende hoeken.”

Welke tips of goede voorbeelden heb je voor lokale samenwerking? 

Frank: “De gemeente Lisse werkt met de aanpak Sjors Sportief, op initiatief van de gemeente en het team buurtsportcoaches. Sportaanbieders kunnen zich daarbij aansluiten en kleuters kunnen vervolgens laagdrempelig kennismaken met allerlei sporten – en activiteiten van de speeltuinvereniging – zonder meteen lid te hoeven worden. Het aanbod stond in een boekje dat alle leerlingen vanaf groep 1 aan het begin van het nieuwe schooljaar krijgen. Wij trokken hierin samen op met de vakleerkrachten. Zo maken we zichtbaar wat er is, ouders kunnen hun kleuters heel makkelijk inschrijven voor allerlei proeflessen. En voor de aanbieders is het een mooie kans om nieuwe jonge leden te werven.”

“En zorg dat je bij partners aanhaakt op zowel uitvoerend als bestuurlijk niveau”, benoemt Ingrid nog. “Op beide niveaus heb je draagvlak nodig. Dus kijk waar je de beste ingangen hebt, hoe een organisatie werkt, hoe je ze het beste op één lijn krijgt. Dat blijft maatwerk. De gemeente kan natuurlijk ook een rol spelen in het bereiken van schoolbesturen en besturen van stichtingen.” 

Welke tips hebben jullie voor gemeenten en buurtsportcoaches om partners te betrekken?

Ingrid: “Net zoals ‘iets doen aan bewegen’ geen verplichting is voor gemeenten kun je andersom als gemeente jouw partners ook niet verplichten om met beweegaanbod voor kleuters aan de slag te gaan. Je kunt stimuleren, maar niet beslissen. Je kunt beleid maken, maar bent geen uitvoerder. Het onderwijs en de JGZ hebben daar een eigen rol in. Dus je moet als gemeente ook goed je rol kiezen.”

Wat betreft de buurtsportcoach heeft Frank nog advies: “Niet elke vereniging is even groot en professioneel georganiseerd. Soms hoef je alleen mee te denken. Maar kleinere aanbieders hielp ik vaak met flyers maken, of eerst maar eens een datum prikken voor een kleuter evenementje. We ondersteunden ook bij activiteiten, maar we organiseerden het niet zelf. Dus je moet een beetje afwisselen in de rol die je pakt, net waar de situatie om vraagt.”

Tot slot: hoe ziet de ideale lokale samenwerking rond kleuters eruit?

“De ideale samenwerking is gelijkwaardig”, benadrukt Ingrid. “De moeite die je erin steekt, is misschien niet voor elke partner even groot, maar je moet wel samen de verantwoordelijkheid voelen. Zorg ook voor één aanspreekpunt. En: plaats de kleuter centraal!”

Frank besluit: “Voor mij kent de ideale samenwerking korte lijntjes. Zorg voor een grote groep partners, uit alle geledingen. Niet iedereen hoeft bij elk besluit aan tafel te zitten, maar werk wel samen aan een plan, spreek samen een doel uit en zorg voor de middelen en de mensen.”

Start (V)aardig

Dit artikel is onderdeel van het onderzoek Start (V)aardig. Het doel is om buurtsportcoaches te voorzien van bouwstenen en praktische handvatten ter bevordering van de beweegvaardigheid van kleuters. Kenniscentrum Sport & Bewegen is een van de betrokken partners. Meer informatie over Start (V)aardig.


Artikelen uitgelicht


Beleid
In de wijk, Onderwijs, Sportaanbieders
Jonge kinderen, Kinderen
public, professional
praktijkvoorbeeld
beleidsontwikkelingen, buurtsportcoachregeling, motorische ontwikkeling