Alles over sport logo

‘Europa’ kan sport actiever agenderen, maar zonder de oorsprong uit het oog te verliezen

Waar kan ‘Europa’ het verschil maken voor sport en bewegen? En welk beleid moet juist bij nationale, regionale en lokale overheden en sportorganisaties blijven? Europarlementariërs reageren op de uitkomsten van een nieuwe studie naar kansen voor Europees sportbeleid en de belangrijkste aanbevelingen voor ‘Brussel’. Eén ervan: “Heb het in het Europees Parlement niet altijd over voetbal.”

Europa en sport

Dit artikel is het derde deel in een drieluik over de Europese studie EU sports policy: assessment and possible ways forward. We spraken daarvoor met associate professor Richard Bailey, een van de auteurs van het rapport en spreker op internationale sportcongressen.

  • Deel 1: een (korte) geschiedenis van sport- en beweegbeleid in Europa en de aanleiding voor het onderzoeksrapport in opdracht van het Europees Parlement.
  • Deel 2: Richard Bailey licht de aanbevelingen uit het rapport toe. En meer over de kansen voor Nederlandse buurtsportcoaches en beleidsmedewerkers.
  • Deel 3: de eerste reacties uit het Europees Parlement. En meer over het project Europe in Action van Erasmus+. Dat moet een brug slaan tussen Europees beleid, nationale programma’s en lokale best practices.

Vier aanbevelingen voor Brussel

De belangstelling voor onderzoek en samenwerking binnen de sportsector in Europa neemt toe, staat in het rapport van juni 2021, gemaakt in opdracht van het Europees Parlement. Tegelijk is besluitvorming in Europa complexer geworden, na Brexit en met polarisatie tussen lidstaten. De onderzoekers doen in het rapport vier aanbevelingen voor een slagvaardiger en pro-actiever Europees sportbeleid.

1. Meer coördinatie en samenwerking

Sportbeleid in Europa moet een meer samenhangend geheel worden – en daardoor zichtbaarder en efficiënter. Actiever overleg met sportfederaties en sportorganisaties in de lidstaten kan helpen om de bijdragen van de EU aan sportbeleid zichtbaar te maken voor de sportsector. Sport kan ook structureel worden ingebed in politieke, economische en sociale programma’s en strategieën. Meer samenhang kan door sport te verankeren in ander relevant EU-beleid en het opzetten van sectoroverschrijdend overleg.

2. Focus op vier hoofdthema’s

‘Europa’ heeft veel tijd besteed aan de wettelijke basis onder Europees sportbeleid. Nu is het tijd voor de inhoud, vinden de opstellers.Vier inhoudelijke pijlers zijn het belangrijkst, volgens stakeholders: integriteit in de sport; promotie van bewegen voor iedereen, de relatie tussen sport, bewegen en gezondheid en de rol van educatie/onderwijs. Ook is een actieplan nodig voor de impact van Covid-19 op sportdeelname en de sportsector.

Het huidige EU Workplan for Sport (2021-2024) heeft een bredere focus, maar behandelt al wel de inhoudelijke pijlers die door de ondervraagden als prioriteit zijn benoemd.

3. Europees Parlement als aanjager

De Europese invloed op sportbeleid wordt sterker als het Europees Parlement onderwerpen over sport en sportondersteuning vaker op de agenda zet. De commissie CULT, waar sport onder valt, moet ook samenwerken met andere parlementscommissies. De samenwerking en kennisuitwisseling met nationale parlementen en sportorganisaties kan veel beter. Het Europees Parlement kan voor proactief beleidsadvies veel meer dan nu gebruik maken van kennis uit sportorganisaties. En maak met communicatie meer zichtbaar wat het parlement bespreekt over sportbeleid.

4. Duurzame kennis- en informatiebasis

Geen doordacht beleid zonder een stevige basis van onderzoek, monitoring en verslaglegging. Daar ontbreekt het nog te veel aan op Europees niveau, vinden de onderzoekers. De lidstaten moeten een op elkaar aansluitende kennis- en informatiestructuur opzetten, waardoor je ook conclusies kunt trekken welk beleid je inzet en welk effect dat heeft. Ook moeten best practices en studies beter worden gedeeld. Waarom geen jaarlijks rapport over de staat van sport en bewegen in Europa?

Eerste reacties in Brussel

Europarlementariërs zien genoeg actuele aanleidingen om sport beter op de Europese agenda te zetten. Ze noemden bij de presentatie van het onderzoeksrapport op 22 juni onder meer mega-sportevenementen in coronatijd, de plannen voor een Super League, racisme in stadions en misbruik in de sport. Vooral topsportthema’s dus, terwijl de onderzoekers juist adviseren de focus meer naar breedtesport te verleggen.

Het rapport over toekomstig Europees sportbeleid werd door de hoofdopstellers, de Duitse professoren Jürgen Mittag en Roland Naul, toegelicht in het Europees Parlement. Daarbij waren geen Nederlandse Europarlementariërs aanwezig. Mogelijk zijn zij via hun Europese fracties wel geïnformeerd. Lara Wolters is het enige Nederlandse lid van de commissie CULT en dan alleen als plaatsvervanger.

Lobbytip

Neem het lobby-advies van Richard Bailey in deel 2 van dit drieluik ter harte: leg als nationale en lokale vertegenwoordigers van sport en bewegen contact met je ‘eigen’ leden van het Europees Parlement. Deel jouw perspectief op de inzichten van het rapport: wat is goed en wat mist nog? Waar ligt wel en geen rol voor Europa op het gebied van sport?

Vanuit de Europese Commissie was er wel een Nederlandse vertegenwoordiging: Florencia van Houdt is hoofd van de unit sport namens de Europese Commissie. Zij is blij met de studie en vindt dat die voor een groot deel overeenkomt met de beleidsstandpunten van de Europese Commissie: “Gezondheid, de sociale rol, maar ook de professionele sport. We moeten inderdaad meer aandacht besteden aan samenwerking vanuit de sport met andere sectoren en op analyses op basis van goede data en rapporten. We zullen goed luisteren wat het parlement en stakeholders van dit rapport vinden.”

Sabine Verheyen, voorzitter van de commissie, benoemt de beperkte macht van de Europese instituties, in vergelijking tot bijvoorbeeld de voetbalbonden UEFA en FIFA, die rechtstreeks zaken doen met lidstaten en dan ‘om Brussel heen gaan’. Tomasz Frankowski, de vice-voorzitter en de rapporteur voor sport, onderkent dat het parlement niet actief genoeg is op dit thema en vraagt zich af hoe dit kan verbeteren: via een dialoog met de sportsector – of zijn er ook andere opties? Het Sloveense parlementslid Milan Zver heeft daar wel ideeën over: zou er soms een overkoepelende politieke entiteit moeten komen die grote sportorganisaties kan monitoren en een halt kan toeroepen als zij niet legitiem handelen?

Zver miste in de presentatie aandacht voor de schaduwzijden van de sport. Hij meent dat doping in Europa minder voorkomt dankzij het grote aantal dopinglaboratoria, maar ziet dat corruptie en matchfixing wel degelijk een stevige preventieve aanpak nodig hebben. Maar moet dat Europees, of kan dat beter op nationaal of regionaal niveau?

Gendergelijkheid en inclusie

Een aantal Europarlementariërs, zoals de Oostenrijker Hannes Heide, de Française Laurence Farreng en de Duitse Petra Kammerevert benadrukken de maatschappelijke waarde van sport en de bijdrage die sport kan leveren in de ontwikkeling van Europa. Gendergelijkheid, sociale inclusie en aandacht voor ‘dual careers’, zodat jonge topsporters ook werken aan een opleiding.

Het signaal dat het Europees Parlement sport actiever zou kunnen agenderen, leidde bij de presentatie tot een reactie van de commissieleden. Professor Mittag maande tot een zekere voorzichtigheid: verbind niet alle mogelijke instrumentele doelen aan sport, want dan open je een doos van Pandora en raakt de sport zijn oorsprong kwijt.

Het advies van Mittag en Naul: voer meer het debat over sport, doe meer aan sportdiplomatie, gebruik financiële prikkels om invloed uit te oefenen en zet juist in coronatijd het belang van sport en bewegen meer in de schijnwerpers. En, zo voegde Naul fijntjes toe: “Heb het in het parlement niet altijd over voetbal. Sport en bewegen is zoveel meer dan die ene sport.”

Europe in Action: brug tussen ‘Brussel’ en lidstaten

Hoe kan het dat zoveel thema’s voor de sport op Europees beleidsniveau zijn beschreven, maar amper in de praktijk worden uitgewerkt en opgevolgd? En waarom blijven goed werkende lokale of nationale aanpakken voor beweegbeleid alleen binnen de eigen landsgrenzen bekend?

TAFISA, de internationale organisatie voor ‘Sport for All’, heeft vanuit haar Europese tak het project ‘Europe in Action’ in 2020 met succes ingediend voor een Erasmus+ Sport-subsidie. Het doel was een database met goede voorbeelden van sportbeleid uit alle regio’s van Europa. De vervolgstap was een reeks educatieve modules waarmee je in elk Europees land online of live actieve meetings voor vrijwilligers en professionals kunt organiseren. Die gaan dan over specifieke maatschappelijke waarden van de sport: van inclusie tot actieve steden en van vrijwilligerswerk tot duurzaamheid. In zo’n meeting komen zowel beleidsonderwerpen als goede praktische voorbeelden uit buurlanden geïntegreerd aan bod. Een van de projectpartners was Kenniscentrum Sport & Bewegen. Als onderdeel van dit project organiseerde Kenniscentrum Sport & Bewegen in april 2022 de Active Meeting  ‘Designing Active Cities’ in Den Haag. Het project Europe in Action liep tot eind 2022 en heeft bij de Europese Commissie hoog gescoord in de beoordeling.


Artikelen uitgelicht


Beleid
Sport en Europa
feiten en cijfers
beleidsontwikkelingen, financiering en subsidies, samenwerken, waarde van sport en bewegen