Alles over sport logo

Sport en euro’s: zo zit de sporteconomie in elkaar

Sport is een belangrijk onderdeel van de Nederlandse samenleving en in veel aspecten van sport speelt geld een rol. Maar hoe zit die sporteconomie nu in elkaar? Wat bedoelen we met de economische waarde van sport? En hoe zit het met de betaalbaarheid van sport? In dit artikel kijken we met een economische bril naar de sport. Het biedt inzicht in de verschillende waarden die sport kan hebben en aanknopingspunten voor de uitwerking van (sport)beleid.

De maatschappelijke waarde van sport

Op het gebied van sport en economie of de ‘bijdrage van sport aan de welvaart’ kunnen we een aantal thema’s onderscheiden. Sport draagt ten eerste bij aan maatschappelijke waarden als gezondheid, participatie en sociale cohesie. De kernwaarden vind je terug in het Human Capital Model van Richard Bailey. De meeste maatschappelijke waarden zijn nog moeilijk in geld uit te drukken. Het rapport De sociaaleconomische waarde van sport en bewegen laat zien dat dit voor gezondheid en arbeid aardig lukt, maar dat de onderbouwing van de sociale waarde van sport achterblijft. Lees meer in dit artikel. Tegenover de berekening van de opbrengsten zijn de kosten van sport en bewegen gezet. Wat blijkt? De opbrengsten van sport en bewegen zijn 2,7 keer zo hoog als de kosten die hiervoor worden gemaakt.

Lees ook: Investeren in sport en bewegen heeft maatschappelijke meerwaarde

Human Capital Model

Het Human Capital Model laat zien dat sporten en bewegen op veel vlakken effectief zijn. Het model, ontwikkeld onder leiding van de Britse onderzoeker Richard Bailey, benoemt meer dan 80 effecten van sporten en bewegen. Die zijn ingedeeld op basis van zes kernwaarden: fysiek, emotioneel, sociaal, persoonlijk, intellectueel en financieel.

Kenniscentrum Sport & Bewegen heeft een interactief Human Capital Model ontwikkeld. Daarin vind je per effect een omschrijving, relevante artikelen van Allesoversport.nl, erkende interventies en producten en contactgegevens van specialisten van Kenniscentrum Sport & Bewegen.

Sport als markt: 8 weetjes

Ten tweede draagt sport – als we de sportsector zelf als markt zien – bij aan de Nederlandse economie (de nationale welvaart). De satellietrekening sport, een product van het CBS om de sport economie te volgen, toont de belangrijkste economische indicatoren van de sport in Nederland, denk aan werkgelegenheid en sportgerelateerde productie en bestedingen. Hieronder de meeste recente data (van 2019):

  1. In de sport waren in 2019 150.000 mensen werkzaam. Dat was destijds 1,5% van de werkgelegenheid – een toename van 15% ten opzichte van 2015. 
  2. De arbeidsinzet van vrijwilligers in de sport kwam neer op 59.000 arbeidsjaren in 2018. In 2015 was dit 60.000. 
  3. De sport was goed voor € 18,1 miljard aan sportgerelateerde geproduceerde goederen en diensten in 2019. 
  4. De toegevoegde waarde van de sporteconomie steeg van € 5,7 miljard in 2006 naar € 8,8 miljard in 2019. 
  1. 1,1% van het bruto binnenlands product (bbp) van Nederland kwam uit de sporteconomie. Dat is vergelijkbaar met de metaalproductenindustrie en twee keer zo groot als de farmaceutische industrie. De groei van de sporteconomie is vergelijkbaar met de totale economie in Nederland. 
  2. Sportgerelateerde bestedingen kwamen uit op € 19,3 miljard: huishoudens hadden hierin met € 11,7 miljard het grootste aandeel, de overheid kwam uit op € 3,8 miljard. De consumptie van de huishoudens was in 2019 met 29% toegenomen ten opzichte van 2015. 
  3. Huishoudens gaven het meeste geld (gemiddeld € 1.500) uit aan sport- en fitnessdiensten , gevolgd door horeca diensten en sportbenodigdheden.
  4. Overheidsbestedingen bestonden vooral uit lessen lichamelijke opvoeding op school en onderhoud van sportterreinen en zwembaden.

Lokale marketing

Ook kan sport bijdragen aan lokale welvaart. Dat is mooi zichtbaar in het economisch ontwikkelingsmodel van de Vereniging Sport en Gemeenten. Hierbij gaat het met name om de vraag hoe sport behulpzaam kan zijn in de city- (of regio-) marketingstrategie. Onderdelen die hierin een rol spelen zijn de impact van (sport)evenementen, sportvoorzieningen als katalysator voor gebiedsontwikkeling en – bij voorkeur in combinatie met onderwijs of als onderdeel van het toeristisch-recreatief aanbod – ten behoeve van het vestigingsklimaat. Een bloeiend verenigingsleven, mogelijkheden tot sportief bewegen en een profilering als gezonde stad kunnen ook bijdragen aan de aantrekkelijkheid van een stad of regio. Hiernaast kunnen specifieke (vaak grotere) gemeenten zich ontwikkelen als sportbedrijven- of sportwerkstad of verbindingen leggen gericht op innovatie in en door sport.

Meer weten? Lees dit vierluik over de bijdrage van lokaal sportbeleid aan lokale welvaart.

Betaalbaarheid van de sport

Deze bijdragen van sport aan de maatschappij en economie vallen of staan bij sportparticipatie en -deelname. De vraag die lokaal daarbij speelt: hoe houd je sport(aanbod) en accommodaties betaalbaar? Zowel vanuit het perspectief van de sporter zelf, als vanuit het perspectief van gemeenten – de belangrijkste financier van de sportsector. Het Mulier Instituut bracht een aantal publicaties uit rondom dit thema. De hoofdlijnen beschrijven we hier.

Het perspectief van de sporter

Sport draait in eerste instantie om de beoefenaars ervan: de sporters. Het rapport over consumentenuitgaven aan sport laat zien dat in 2018 70% van de Nederlandse huishoudens uitgaven aan sport heeft gedaan. In 2019 en 2021 is de studie herhaald en blijkt dat huishoudens het meeste geld uitgaven aan sportkleding (48% in 2019 en 42% in 2021), sportschoenen (46% en 40%) en aan sportlidmaatschappen (41% en 36%).

Huishoudens met een benedenmodaal inkomen besteedden minder aan lidmaatschap van sportverenigingen van kinderen en de partner de respondent in het onderzoek, en aan sporten bij een commerciële sportaanbieder van de partner van de respondent. In 2019 besteedde 31% van de huishoudens minder aan sport en sport kijken, in 2021 is dat 36%. Hierbij bezuinigden huishoudens met een inkomensdaling of een benedenmodaal inkomen vaker op sport en sport volgen. Ook valt op dat huishoudens met een benedenmodaal inkomen vaak minder sporten, de kosten van sport vaker als een bezwaar zien om te sporten, eerder bezuinigen op sportuitgaven, vaker liever iets anders  doen in hun vrije tijd dan sport dan huishoudens met een bovenmodaal inkomen. Maar in het algemeen staat sport en kijken naar sport niet bovenaan de lijst van bezuinigingen. De bezuinigingen in 2019 en 2021 betroffen vaker eten en drinken, vakanties of weekendjes weg dan sport.

Als de ‘gemiddelde’ Nederlander duurzaam gaat sporten en bewegen, kan dat tot €75.000 opleveren aan maatschappelijke winst per individu

Meer inzichten:

  • Lidmaatschappen worden vooral opgezegd omdat men de sport niet meer leuk vindt (38%), blijkt uit een onderzoek van het Mulier Instituut over opzeggingen. Maar de reden om een lidmaatschap op te zeggen vanwege de kosten steeg van 20% in 2018 naar 28% in 2019. Huishoudens met lage of teruglopende inkomens gaven vaker de reden ‘te duur’ aan om te stoppen met sporten dan huishoudens met een gemiddeld of een gelijk of stijgend inkomen. Van de huishoudens die een lidmaatschap beëindigden, gaf 59% in 2019 aan ook minder te gaan sporten. Dat was 53% in 2018. 
  • Bij de fitnessleden wordt de reden ‘te duur’ (37%) het meest genoemd om het fitnessabonnement op te zeggen. Van de opzeggers van een fitnessabonnement in 2019 gaf 66% aan minder te sporten. Het Mulier Instituut concludeert dat fitnesscentra voorzichtig moeten zijn met het verhogen van de prijzen in de coronacrisis. 
  • Een derde van de Nederlanders vindt de kosten verbonden aan sport bezwaarlijk, zo bleek uit de Sportersmonitor van NOC*NSF uit 2018. Vrouwen, jongeren, laagopgeleiden en niet-sporters hebben meer moeite met de prijs. Als sporten goedkoper zou zijn, zei 37% van de respondenten vaker te sporten. Dit geldt vooral voor jongeren. Of dat echt zo is, valt volgens de onderzoekers te bezien.

De conclusie van de onderzoekers over de opzegredenen van de lidmaatschappen luidt dat het verhogen van de contributie niet wenselijk is als de opzegreden ‘te duur’ zo vaak wordt aangegeven. Ze raden fitnesscentra ook aan om daarom inventarisaties te houden onder leden of ze overwegen op te zeggen en wat hier de reden van is. Het opzeggen van een sportlidmaatschap, omdat het te duur is, komt vaker voor bij mensen die minder te besteden hebben. Kosten kunnen bij deze groep een drempel zijn om deel te nemen aan sport. Initiatieven zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur bieden uitkomst voor kinderen uit gezinnen waar sport een te hoge kostenpost is. In Nederland groeit 1 op de 8 kinderen op in armoede. In 2021 konden 65.863 van die kinderen door het Jeugdfonds Sport en Cultuur toch sporten.

Het perspectief van gemeenten

Met hun sportbeleid willen gemeenten met name de gezondheid bevorderen en mensen meer in beweging brengen, zo blijkt uit de Monitor lokaal sportbeleid. Bij deze doelen zie je een verschuiving naar de meer preventieve en curatieve waarde van sport. Ook bij de inhoud van het beleid is gezondheid in 2020 belangrijker geworden dan de jaren ervoor. Sportstimulering komt nog steeds het meeste voor in het sportbeleid. Sport kan financieel worden ondersteund op verschillende manieren, direct (subsidies aan verenigingen, activiteiten en sporters) of indirect, waarbij vooral de sportaccommodaties een belangrijke rol spelen.

Lees ook dit artikel over nieuwe(re) of alternatieve financieringsvormen voor de sport, die nog onvoldoende van de grond komen.

Een groot deel van de gemeentelijke sportbudgetten in 2020 (73%) is ingezet voor de totstandkoming en het onderhoud van accommodaties. De sporters of verenigingen die daar gebruik van maken, betalen (tarieven) vaak maar een fractie van de daadwerkelijke kosten. Tegelijkertijd kan een verhoging van zo’n tarief wel gevolgen hebben voor bijvoorbeeld een vereniging, waardoor die genoodzaakt kan zijn de contributie te verhogen. En dat heeft gevolgen voor de sporter en de sportparticipatie (ook een doel in het gemeentelijk sportbeleid). Ook is er allerlei wet- en regelgeving om rekening mee te houden in het opstellen en uitvoeren van (sport)beleid.

Als 10% van de mensen die de beweegrichtlijnen niet halen dat wel gaan doen, levert dit een jaarlijkse waarde op van ongeveer € 1,28 miljard.

Uit de Monitor sportuitgaven gemeenten blijkt dat gemeenten in 2020 netto €1,2 miljard uitgaven aan sport – per inwoner komt dit neer op gemiddeld € 67,80. De netto uitgaven per inwoner zijn met 3,9% gegroeid ten opzichte van 2019, wat hoger is dan de inflatie. Tussen 2018 en 2019 was een verschuiving te zien binnen de uitgavenposten. Er werd aan sportaccommodaties niet veel meer uitgegeven, maar de uitgave in sportbeleid en activering was met 9% toegenomen. Van 2019 naar 2020 namen vooral de netto-uitgaven van de sportaccommodaties (4,8%) toe en de uitgaven aan sportbeleid en activering nam vergelijkbaar toe met de inflatie (1,4%). Van alle vrijetijdsbestedingen van gemeenten ging 31% naar sport. Dat is in vier jaar stabiel gebleven. 

In 2020 overheerste het coronavirus, waardoor de verenigingen een deel van het jaar op slot zaten. Gemeenten hebben geholpen met financiële steun. Dat kan een verklaring zijn voor de toegenomen uitgaven. Ook liepen de gemeenten inkomsten mis van huur en entreegelden. De totale sportinkomsten namen tussen 2019 en 2020 af met ruim € 18 miljoen. 

Het perspectief van verenigingen

Verenigingen lijken van de buitenkant misschien robuuster dan zij zelf ervaren. De meeste sportverenigingen beschouwen zich – ondanks de coronacrisis – nog steeds financieel gezond, zo blijkt uit de vierde Monitor Sport en corona. De impact van Covid-19 op de financiële situatie van de verenigingen lijkt mee te vallen. Dit wordt ook bevestigd door de jaarcijfers in 2021 van de Stichting Waarborgfonds Sport. Vergeleken met de situatie vóór corona zijn er wel minder verenigingen die hun eigen financiële positie als (zeer) gezond beschouwen. Sinds de meting in februari 2021 is het percentage stabiel gebleven. De verenigingen die zich financieel minder gezond beschouwen, maken zich ook vaker zorgen om de gevolgen van de coronacrisis. Ongeveer 20% van de verenigingsbestuurders geeft aan zich (ernstige) zorgen te maken over de gevolgen van de coronacrisis voor de vereniging. Dit zijn vooral kleine verenigingen, zaalsportverenigingen of overige binnensporten, zoals zwemmen, bridge en darts.

Van de inkomsten van de sportverenigingen bestaat 53% uit contributies, les- en entreegelden (2018), blijkt uit cijfers van het CBS. Andere belangrijke inkomstenbronnen zijn: kantineverkopen, subsidies en sponsor- en reclamegelden. Het bedrag van de inkomsten verschilt per sport. Zo heeft golf de meeste inkomsten en hebben overige binnensporten, zoals darts en denksporten, een laag inkomen. Ook de inkomstenbronnen verschillen. Binnensporten zijn het meest afhankelijk van contributies, les- en entreegelden, terwijl voor veldvoetbal de kantine-inkomsten de belangrijkste inkomstenbron zijn.

De prijs van contributies of lidmaatschappen kan een reden zijn om een lidmaatschap op te zeggen. Om de betaalbaarheid van de sport te monitoren, wordt er elk jaar een contributie-monitor uitgevoerd.  Over het seizoen 2020/2021 zijn de contributies van tien sporten (atletiek, handbal, hockey, tennis, voetbal, golf, tafeltennis, handboogschieten, schaatsen/skeeleren, toerfietsen en wandelen) in kaart gebracht door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), het Mulier Instituut en Fontys Economische Hogeschool Tilburg.

  • Golf heeft de hoogste contributie, met gemiddeld € 912 voor volwassenen per jaar. Als alleen de sporten met dezelfde leeftijdsindeling worden vergeleken, is hockey het duurst met € 306 per jaar voor senioren, gevolgd door handbal (€ 259 voor senioren en € 201 voor junioren).
  • Skeeleren, met gemiddeld € 58 voor senioren en € 48 voor jeugd, komt als laagste naar voren.
  • De contributie is vaak het hoogst in gemeenten met een hoger aandeel hoogopgeleiden dan het Nederlandse gemiddelde. 
  • Ook is gekeken naar entreegelden van zwembaden, ijsbanen en klim- en boulderhallen in de Toegangsprijsmonitor 2020/2021. Voor een bezoek aan het zwembad is een volwassene gemiddeld € 5,13 kwijt, een aantal rondjes schaatsen kost gemiddeld € 7,44. De klim- en boulderhallen zijn iets duurder. Een volwassene is gemiddeld € 12,44 kwijt voor een keer klimmen en € 10,65 voor een keer boulderen.

Toekomst sporteconomie?

Het betaalbaar houden van sport blijft een uitdaging voor de verschillende stakeholders. De aangehaalde rapporten bieden meer zicht op dit thema en de andere financiële aspecten van sport. Dit kan handig zijn ter ondersteuning bij het vormgeven, monitoren en evalueren van (sport)beleid.  Sinds 2013 zijn een aantal vaste monitoren opgezet, om overzicht te houden in de ontwikkelingen rond betaalbaarheid en financiering van sport. Het is nu van belang de verschillende initiatieven te blijven inventariseren en doorontwikkelen.


Artikelen uitgelicht


Beleid
public, professional
feiten en cijfers
beleidsontwikkelingen, financiering en subsidies, waarde van sport en bewegen