Wie zich bezighoudt met bewegen, weet: kinderen zitten te veel, hun motorische vaardigheden gaan achteruit en veel van hen voldoen niet aan de beweegrichtlijnen. Tegelijk heeft méér bewegen enorme voordelen voor de motorische, sociaal-emotionele en cognitieve ontwikkeling van kinderen. Ook zorgt voldoende bewegen voor concentratie op school en heeft het een positief effect op het beweeggedrag op latere leeftijd.
Kinderen brengen een groot deel van hun tijd door op school – dat maakt het de ideale plek om gedurende de dag meer beweegmomenten aan te bieden. De sportiefste basisscholen van Nederland geven daarin het goede voorbeeld. Maar zouden kinderen afhankelijk moeten zijn van hoe bevlogen hun school of vakleerkracht toevallig is op beweeggebied? Het onderwijs heeft veel op zijn bord liggen. Wil je dat alle kinderen meer bewegen en zo gezonde en actieve inwoners worden, dan kun je als gemeente een doorslaggevende rol spelen.
Randvoorwaarden voor goede samenwerking
Als gemeenten ‘hun’ scholen actief en structureel ondersteunen bij meer beweegmomenten gedurende de dag, is er veel te winnen. In gemeenten die dat succesvol doen, zien we dezelfde randvoorwaarden terug:
- Werken vanuit een duidelijke visie
- Breed politiek draagvlak
- Krachten (en budgetten) bundelen van verschillende domeinen
- Steun in de vorm van zowel geld als menskracht
- Intensieve samenwerking met lokale partners op gebied van sport en bewegen
- Samenwerking met kennis- en onderzoeksinstituten
We lichten toe hoe Maastricht en Utrecht dit op hun eigen manier lokaal invullen.
De aanpak van gemeente Maastricht
In Maastricht is uitvoeringsorganisatie Maastricht Sport de kartrekker van het programma ‘Gezond Kindcentrum in Beweging’. Onder deze noemer krijgen dertig kindcentra (die kinderopvang en basisonderwijs combineren) structurele steun bij meer bewegen. Jeremy van Wissen van Maastricht Sport: “Dit programma begon met onze missie: het creëren van een gezond en sportief klimaat in en rond het kindcentrum. Dat betekent in de praktijk: alle schoolkinderen meer laten bewegen gedurende de schooldag en gezonder laten eten. Een uitdaging, want veel scholen in Maastricht hadden nog geen vakleerkracht lichamelijke opvoeding, of het was een eenling die de handen vol had aan de gymles.”
Hoe ziet die steun vanuit gemeente Maastricht er concreet uit? Jeroen van Meijel (Maastricht Sport) legt het uit: “Wij zetten ‘LO-plussers’ – dat zijn vakleerkrachten en beweegconsulenten – in op de kindcentra in onze stad. Hun rol is daar verbinder, uitvoerder en aanjager van meer bewegen. De LO-plusser geeft de gymlessen, die hierdoor beter en leuker worden. Daarnaast begeleiden ze de groepsleerkrachten bij het vormgeven van een breed beweegprogramma op school. Denk aan een actieve start van de dag met bijvoorbeeld een wandeling of ochtendgymnastiek. Tussen de lessen door worden ‘energizers’ ingezet en in de pauzes is er meer beweegaanbod.”
Vijf elementen
De succesformule van Maastricht Sport is een balans van gestructureerd werken vanuit samenhang enerzijds, en vraaggericht maatwerk anderzijds. Jeremy: “We werken in dit project vanuit vijf verbonden elementen: [1] leerkrachtbetrokkenheid, [2] beweegonderwijs als basis, [3] meer bewegen tijdens de schooldag, [4] bewegen voor en na school en [5] betrokkenheid van ouders en partners uit de wijk.” Jeroen vult aan: “Voor elk kindcentrum maken we een actieplan voor bewegen en voeding op maat. Wat is het startpunt en wat wil de school bereiken? Daarbij zijn draagvlak en eigenaarschap van de school een voorwaarde. Stel dat de school als doel heeft; spelen op het schoolplein verbeteren – dan kijken we hoe we dat vanuit onze vijf elementen kunnen stimuleren. Want in samenhang bereik je meer voor de leerlingen.”
De actieplannen worden jaarlijks geëvalueerd. Maar de praktijk leert dat het behalen van de doelen van de scholen en de gemeenten vaak langer dan een jaar duurt. Om het onderwijs te verzekeren van meerjarige steun, zorgden Jeremy en Jeroen voor breed lokaal draagvlak voor hun project. Jeremy: “Om onze beweegdoelen te bereiken is jarenlang commitment van de politiek nodig. Wij kregen de wethouders Sport en Onderwijs om tafel met de directeuren van de scholen, kinderopvang en onderwijskoepels. Samen tekenden ze een convenant om vijf jaar samen te werken.”
Co-financiering vanuit gemeente
Ook in de financiering van de extra beweeginzet is samenwerking – in de vorm van co-financiering – de basis. Jeremy: “De gemeente Maastricht betaalt 100% van het salaris van de LO-plusser, maar vraagt 60% terug van de school. De scholen betalen dus alleen de inzet van de vakleerkracht voor het bewegingsonderwijs. De gemeente betaalt de organisatie van dit programma, deels vanuit SPUK-gelden.”
Dat de gezamenlijke aanpak van gemeente en onderwijs loont, blijkt uit alle metingen. Kinderen in Maastricht gingen meer bewegen en bleven ook in de bovenbouw actief, terwijl er voorheen een daling optrad in de beweegdeelname. Daarnaast is de motoriek van kinderen aanzienlijk verbeterd. Het aantal kinderen dat motorisch onder het landelijke gemiddelde scoort, is de afgelopen jaren met 5% gedaald naar 10,5% en komt daarmee onder het landelijke gemiddelde van 13%.
Onderzoeksinzichten integreren
De gemeente Maastricht werkt in hun programma samen met een vaste kennispartner: het lectoraat van Fontys Sport en Bewegen. Doel is om steeds de nieuwste inzichten uit onderzoek te implementeren binnen hun werkwijze. Jeremy: “We willen allemaal dat kinderen meer bewegen en gezonder eten. Maar een losstaand aanbod of initiatief leidt zelden tot structurele gedragsverandering. Als je echter zorgt voor samenhang tussen verschillende initiatieven en dit borgt binnen een structureel programma, heb je een veel hogere kans van slagen.” Het programma in Maastricht biedt houvast voor scholen die overspoeld worden met gezondheidsbevorderende initiatieven. Jeremy: “Ons programma zorgt voor samenhang en een structureel karakter. Dit jarenlange samenspel tussen ons als gemeente, de scholen én de kennis vanuit Fontys heeft ervoor gezorgd dat scholen zich eigenaar zijn gaan voelen van het stimuleren van beweging (en voeding) bij hun eigen leerlingen.”
De aanpak van gemeente Utrecht
Ook in Utrecht werken de gemeente en het onderwijs intensief samen. Onder de noemer ‘Utrechts Beweegprogramma’ geeft de gemeente invulling aan haar ambitie om alle kinderen een gezond voedings- en beweegpatroon te laten ontwikkelen en behouden. Uitvoeringsorganisatie SportUtrecht is kartrekker.
“Het aanbieden van genoeg beweegmomenten aan kinderen is een gedeelde verantwoordelijkheid van ouders, school, sport en gemeenten”, zegt Leonie Gotink van SportUtrecht. “Goed leren bewegen is net zo belangrijk als goed leren rekenen. Bewegen is immers goed voor meer concentratie in de klas, voor impulscontrole en voor een betere stemming. Maar kinderen voldoende laten bewegen gedurende de dag is een grote uitdaging. We werken in Utrecht al veel met buurtsportcoaches om niet-sportende kinderen toe te leiden naar passend beweegaanbod. Maar we wilden ook rechtstreeks samenwerken met het onderwijs.”
Procesbegeleiders ondersteunen scholen
In Utrecht krijgen de deelnemende scholen een vol jaar ondersteuning van een procesbegeleider, betaald door de gemeente. Leonie: “De procesbegeleider is vier tot zes uur per week inzetbaar. Hij of zij brengt de situatie op de school in beeld en maakt samen met de leerkrachten een plan van aanpak voor meer bewegen gedurende de dag. Scholen hebben vooral behoefte aan meer bewegen op het schoolplein en aan tips voor beweegtussendoortjes. Maar de procesbegeleider besteedt ook aandacht aan hoe je bewegen in de visie en het schoolplan kunt opnemen en hoe je het team meekrijgt. Daarmee zorgen we voor borging van meer bewegen op school.”
Cheryl Glazenburg is beleidsadviseur Volksgezondheid voor de gemeente Utrecht en legt uit hoe de gemeente te werk gaat. “We werken nu samen met vier scholen en we verwachten na de zomervakantie met drie scholen te kunnen uitbreiden. Daarbij is ons uitgangspunt: ongelijk investeren voor gelijke kansen. We zagen dat de verschillen in het behalen van de beweegrichtlijnen sterk verschillen tussen groepen kinderen in Utrecht. Daarom richten we ons eerst op de scholen waar meer bewegen extra hard nodig is.”
Politiek draagvlak
Het programma is opgenomen in het coalitieakkoord en er is budget toegekend vanuit de voorjaarsnota. Cheryl: “Het perspectief van ons college is: school is de vindplek van maatschappelijke problemen. Daarbij stelt het college als harde eis dat we de scholen ontzorgen binnen elk programma of project waarin we iets van het onderwijs vragen. We stemmen intern voortdurend af met onze collega’s van sport, onderwijs en volksgezondheid, SportUtrecht schuift regelmatig aan. We hebben zelfs een gezamenlijke domeinoverstijgende kernboodschap geformuleerd.”
Het Utrechts Beweegprogramma bouwt voort op de bestaande warme relaties met scholen. Leonie: “We voeren doorlopend gesprekken met de gemeenteraad, schoolbesturen en directies. Ook zorgen we dat ons programma goed aansluit op andere programma’s voor kinderen op gebied van voeding en bewegen. Voor scholen hebben we een praatplaat gemaakt van al het aanbod voor hun leerlingen, zodat het ze minder duizelt.”
Begin klein
Op dit moment wordt monitoring en evaluatie opgezet, samen met kennisinstellingen en opleidingsinstellingen. Op termijn zal blijken hoeveel extra beweegminuten het programma oplevert. Leonie sluit af met een advies aan scholen: “Begin klein, maar vergeet het schoolbeleid niet. Het is verleidelijk te starten bij mooi beweegmateriaal, maar om meer bewegen echt te borgen moet het in het dna van de school komen.”
Samenwerking opzetten in jouw gemeente
Wat de voorbeelden uit Utrecht en Maastricht laten zien, is dat gemeenten een grote rol kunnen spelen bij het meer laten bewegen van kinderen. Niet alleen door lokaal sportaanbod en buurtsportcoaches, maar ook door het faciliteren van extra beweegmomenten op scholen. Het is bij de scholen vaak geen kwestie van niet willen, maar van te weinig middelen of kennis en dit is precies waar de gemeente in kan ondersteunen met extra menskracht.