Alles over sport logo

Zoveel geld geven gemeenten uit aan sport

De financiering van de sportsector komt – naast sporters zelf (contributies, lesgeld) – vooral van gemeenten. De Monitor Sportuitgaven Gemeenten van het Mulier Instituut geeft een goed beeld van de ontwikkelingen van gemeentelijke uitgaven aan sport. Waar gaat het meeste geld heen? Waar zitten de grootste verschillen? En hoe hangt dit samen met lokale sportdeelname? Deze vragen beantwoorden we in dit artikel.

Monitor Sportuitgaven Gemeenten

In dit artikel vergelijken we de gemeentelijke uitgaven aan sport en bewegen over de afgelopen vijf jaar: van 2017 tot en met 2022. We baseren ons op de Monitor Sportuitgaven Gemeenten van het Mulier Instituut.

De actuele cijfers voor 2022

Gemeenten ontvangen enerzijds geld voor sport (inkomsten vanuit bijvoorbeeld de rijksoverheid) en geven anderzijds geld uit aan sport (kosten voor bijvoorbeeld accommodaties en sportstimulering). Als we deze inkomsten en uitgaven tegen elkaar afzetten, zien we ‘wat sport gemeenten jaarlijks kost’. Ofwel: de netto uitgaven van gemeenten aan sport.

In 2022 waren de netto uitgaven aan sport door gemeenten 8% hoger dan het jaar ervoor.

  • Die stijging is vooral te verklaren doordat gemeenten in 2022 minder inkomsten kregen voor sport. In 2021 kregen gemeenten nog coronasteun vanuit het Rijk[1], maar die maatregelen zijn gestopt.
  • Ook speelde de inflatie van 10% mee in 2022. Dat maakte de kosten voor sport ook voor gemeenten een stuk hoger.

Uitgaven aan sport en bewegen over de tijd

De gestegen netto uitgaven aan sport passen in een trend. Tot 2020 stegen de netto uitgaven van gemeenten elk jaar op rij. Alleen 2021 wijkt af. Tijdens het coronavirus liepen gemeenten veel inkomsten mis uit bijvoorbeeld accommodatieverhuur en entreegelden. Hiervoor ontvingen gemeenten tijdelijk financiële compensatie van het Rijk. Door die extra inkomsten waren de netto uitgaven van gemeenten aan sport dus tijdelijk lager.

Wat betreft inflatie: tot 2020 zien we dat de netto uitgaven van gemeenten harder stegen dan de inflatie. Dit betekent dat gemeenten daadwerkelijk extra geld uitgaven aan sport. Maar de inflatie van 2022 lag ineens een stuk hoger – en heeft dus ook een veel grotere impact op de gestegen uitgaven[2].

Hoeveel geven gemeenten uit aan sport per inwoner?

In 2022 gaven gemeenten gemiddeld €69 per inwoner uit aan sport: het hoogste bedrag sinds 2017. Ongeveer driekwart daarvan gaat naar sportaccommodaties. De rest gaat naar sportbeleid en -activering. Hierin is verhoudingsgewijs weinig veranderd in de afgelopen jaren. Het meeste geld gaat nog steeds naar de ‘hardware’ van de sport. En hoewel in sportbeleid steeds meer aandacht is voor sport als middel in andere domeinen – zoals armoedebeleid en sociale zekerheid – zien we dit nog niet terug in de verhouding binnen de uitgaven[4].

Een heel groot deel van de uitgaven van gemeenten wordt besteed via externe partners. Denk hierbij aan partners die de exploitatie van sportaccommodaties verzorgen, of gemeentelijke sportbedrijven die het sportbeleid uitvoeren. Deze kosten stegen het sterkst de afgelopen jaren: een signaal dat gemeenten verhoudingsgewijs steeds meer uitbesteden. 

Los hiervan investeerden gemeenten in 2022 ook nog €93 per inwoner in ‘Openbaar groen en (openlucht)recreatie’. Een deel daarvan betreft investeringen in sport en bewegen – bijvoorbeeld om de buitenruimte beweegvriendelijker te maken. Een ander deel gaat echter naar niet-sportgerelateerde zaken zoals aanplanten van bomen. Dat valt niet uit te splitsen. De afgelopen jaren steeg deze post met €20 per inwoner[1].

Verschillen grote en kleine gemeenten

De omvang van een gemeente zegt iets over hoeveel die gemeente uitgeeft aan sport en bewegen. Voor uitgaven aan sportbeleid en -activering zien we de volgende trends:

  • Sterk stedelijke gemeenten (zoals Arnhem, Den Bosch, Amersfoort en Assen) geven het meeste uit aan sportbeleid en -activering. Hier wonen relatief meer mensen met een lage sociaaleconomische positie en mensen met een niet-Westerse achtergrond. Sportdeelname is voor deze groepen vaak lager. Er is relatief gezien meer geld nodig om deze groepen te activeren. 
  • Uitzondering zijn paradoxaal genoeg de zéér sterk stedelijke gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag – maar ook Beverwijk en Delft). Daar lijken de uitgaven aan sportbeleid en -activering juist te dalen. 
  • In niet-stedelijke gemeenten liggen de uitgaven gemiddeld sowieso lager, maar zien we door de jaren heen wél een stijging in de uitgaven aan sportbeleid- en activering.

Voor uitgaven aan sportaccommodaties zien we de volgende trends:

  • Middelgrote gemeenten besteden het minst aan sportaccommodaties.
  • Gemeenten met de minste inwoners geven iets meer uit aan accommodaties.
  • De grote steden geven veruit het meest uit aan sportaccommodaties. Door hun centrumfunctie is er vaak veel en gevarieerd sportaanbod, waar ook inwoners van kleinere omliggende gemeenten gebruik van maken. Daardoor hoeven die aangrenzende gemeente zelf minder geld te besteden aan accommodaties[5].

Relatie uitgaven met sport- en beweegdeelname

Gemeenten maken sportbeleid om (vooral inactieve) inwoners aan te zetten tot bewegen en sporten. Er wordt soms verwacht dat in gemeenten die hier meer aan uitgeven, inwoners ook beter scoren op ‘wekelijkse sport- en beweegdeelname’ of op ‘voldoen aan de beweegrichtlijnen’. De monitor van 2020 onderzocht of dit verband bestaat. Het korte antwoord is: nee. 

Er is geen relatie aangetoond tussen de gemeentelijke uitgaven aan sportbeleid en -activering enerzijds, en de sportdeelname van inwoners anderzijds. Sterker nog, het omgekeerde is soms waar: gemeenten die veel uitgeven aan sport en bewegen doen dat vaak juist omdat hun inwoners nog zo slecht scoren. En gemeenten die weinig uitgeven, doen dat soms juist omdat hun inwoners toch al veel sporten. 

Hoe goed jouw inwoners scoren op sportdeelname, wordt veel sterker bepaald door bijvoorbeeld hun sociaaleconomische kenmerken en gezondheid, dan door de hoogte van jouw gemeentelijke uitgaven aan sport[3].

Relatie accommodaties met sport- en beweegdeelname

Er is ook geen duidelijk verband tussen het aantal sportaccommodaties in jouw gemeente, en hoe jouw inwoners scoren op sportdeelname. De sociale omgeving (voel je sociale veiligheid, heb je mensen in je netwerk die ook sporten?) blijkt veel bepalender voor sportdeelname, dan de fysieke omgeving (hoeveel sportaccommodaties zijn er?)[6].

Doen sportaccommodaties er dan niet toe? Toch wel. Uit ander onderzoek blijkt dat een grotere diversiteit aan soorten sportaccommodaties, de nabijheid hiervan voor inwoners en de ervaren toegankelijkheid wél een positieve invloed hebben op de sportdeelname[6,7]. Bij het maken van keuzes in accommodatiebeleid is het dus goed om te beseffen: meer accommodaties is niet per sé de oplossing om inactieve groepen te bereiken. Kijk ook eens naar een goede verdeling van accommodaties over de gemeente (specifiek in inactieve wijken) en een goede diversiteit in sportaanbod.

Hoe verhoudt sport zich tot andere gemeentelijke uitgaven?

De uitgaven aan sport ten opzichte van de totale gemeentelijke uitgaven zijn relatief klein, maar stabiel over de jaren. In totaal besteden gemeenten 2,2% van hun totale uitgaven aan sport. De uitgaven aan openbaar groen en (openlucht)recratie betreffen ook ongeveer 2%.

Zoomen we in op de post vrijetijdsuitgaven van de gemeente, dan zien we dat sport en bewegen hier ongeveer 30% van uitmaken. Ook dit is stabiel over de jaren heen. En ook de uitgaven aan openbaar groen en (openlucht) recreatie betreffen ongeveer 30%.

Conclusie: geen bezuinigingen op sport

Het blijkt dus dat gemeenten over de afgelopen jaren bezien niet bezuinigd hebben op hun uitgaven aan sport en bewegen. Anderzijds heeft sport ook geen grotere, belangrijkere plek gekregen binnen de totale uitgaven. De stijgende prijzen door inflatie zijn een uitdaging voor gemeenten (én voor inwoners, én voor sportaanbieders) op dit moment. 

Ook de verdeling tussen het type uitgaven blijft verhoudingsgewijs dezelfde. Ondanks toegenomen aandacht voor sport als middel en activering van inactieve doelgroepen, gaat nog steeds het meeste geld naar accommodaties. Het is voor gemeenten goed om eens kritisch naar deze onderlinge verhoudingen te kijken. En om binnen de uitgaven aan accommodaties meer te focussen op nabijheid en diversiteit.

Meer lezen?

Bronnen

  1. Eldert P van. Monitor sportuitgaven gemeenten 2021: gemeentelijke uitgaven aan sport in de periode 2017 tot en met 2021. Utrecht: Mulier Instituut; 2022.
  2. Eldert P van. Monitor sportuitgaven gemeenten 2022: gemeentelijke uitgaven aan sport in de periode 2017 tot en met 2022. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.
  3. Eldert P van, Beekman T. Monitor sportuitgaven gemeenten 2020: gemeentelijke uitgaven aan sport in 2020 en verdieping op specifieke vraagstukken. Utrecht: Mulier Instituut; 2021.
  4. Hoogendam A, Ruikes D, Hoekman RHA. Monitor lokaal sportbeleid 2020: de gemeente als coproducent. Utrecht: Mulier Instituut; 2021.
  5. Dool R van den,  Eldert P van. Monitor sportuitgaven gemeenten 2019: een overzicht van de uitgaven in 2019 plus samenhangende vraagstukken. Utrecht: Mulier Instituut; 2021.
  6. Hoekman RHA. Sport policy, sport facilities and sport participation: a socio-ecological approach. Nijmegen: Radboud Universiteit; 2018.
  7. Wang Y, Steenbergen B, Krabben E van der,  Kooij HJ, Raaphorst K, Hoekman RHA. The impact of the built environment and social environment on physical activity: a scoping review. International Journal of Environmental Research and Public Health 2023: 20; pp. 6189.

Artikelen uitgelicht


Beleid
Openbare ruimte, Sportaanbieders
public, professional
feiten en cijfers
beleidsontwikkelingen, financiering en subsidies, waarde van sport en bewegen