Alles over sport logo

Vijf vragen over de kabinetsplannen en de betaalbaarheid van sport

Het kabinet deelde op Prinsjesdag 2024 zijn financiële plannen voor komend jaar en maakte de plannen concreter voor de komende kabinetsperiode. In het regeerprogramma dat het kabinet-Schoof heeft uitgewerkt, staat een belofte voor een gezonder, sportiever en fitter Nederland. Maar er zijn ook financiële maatregelen aangekondigd die gevolgen hebben voor de betaalbaarheid van sport en bewegen. Dit artikel beantwoordt vijf vragen over de gevolgen van die maatregelen.

1. Welke maatregelen hebben impact op de betaalbaarheid van de sport en bewegen?

Geen verlaagd btw-tarief meer

Ten eerste schaft het kabinet het verlaagde btw-tarief voor de sport af, per januari 2026. In plaats van 9% geldt straks het btw-tarief van 21% voor ‘culturele diensten’[1]. Daaronder vallen ook de commerciële sportaanbieders en de toegang tot sportwedstrijden. Dat betekent dat tarieven voor onder andere zwembaden, ijsbanen en sportscholen omhoog gaan.

Sporten bij niet-commerciële sportverenigingen blijft vrijgesteld van btw. Zodra een sportvereniging echter een commerciële sportaccommodatie gebruikt, moet die vereniging daarover wél btw betalen. Lees wat er precies onder het 9% btw-tarief valt.

In sommige gevallen – bijvoorbeeld bij uitleen van personeel – betaalt de gemeente nu btw over de buurtsportcoach[2]. Ook hiervoor geldt straks het hogere btw-tarief. Gemeenten kunnen dit nu compenseren via de SPUK stimulering sport. De vraag is of dat mogelijk blijft.

Btw

Op het moment van publicatie van dit artikel ligt er een voorstel van D66 en CDA om de btw-verhoging op sport in te ruilen voor een verhoging van het tarief op tabaksproducten en e-sigaretten. We passen dit artikel aan zodra daarover meer bekend is.

Brede SPUK en SPUK stimulering sport verplaatst en gekort 

De tweede impactvolle maatregel uit de kabinetsplannen bepaalt dat specifieke uitkeringen zoals de Brede SPUK en SPUK stimulering sport, worden verplaatst naar het Gemeente- of Provinciefonds. Het budget wordt hierbij bovendien met 10% gekort. Ook deze maatregel geldt naar verwachting vanaf 2026[1].

Onder de Brede SPUK vallen onder andere de financiering van het Sportakkoord, de Buurtsportcoaches en het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA). De gemeente krijgt daardoor minder administratieve lasten en meer autonomie[3]. Maar het budget dat nu was gereserveerd voor sport-, beweeg- en preventieactiviteiten moet opnieuw worden vastgesteld. Sportambtenaren vrezen dat andere beleidsdomeinen daardoor ook aanspraak gaan maken op het vrijgekomen geld en dat de sport moet bezuinigen. Aan de andere kant zien ze voordelen: meer beleidsvrijheid en het budget is niet meer incidenteel[5].

Kansspelbelasting omhoog

De kansspelbelasting stijgt van 30,5% naar 34,5% in 2025 en 37,8% in 2026[1]. Dat levert het kabinet vanaf 2026 € 202 miljoen per jaar op[3]. Sportkoepel NOC*NSF wordt momenteel gefinancierd door de Nederlandse Loterij en financiert vanuit (onder andere) dat budget vervolgens 77 sportbonden en 25.000 verenigingen die de amateursport en topsportprogramma’s ondersteunen[5]. Als de loterijen meer belasting moeten afdragen, kunnen ze minder investeren in de sport.

De Nederlandse Sportraad en anderen gaven al eerder adviezen om de sport minder afhankelijk te maken van geld uit kansspelbelasting en overheidsfinanciering[6-8]. Denk aan intensievere samenwerking met verschillende sport- en maatschappelijke organisaties, andere overheden, fondsen, investeerders en het bedrijfsleven[10].

2. Waarom schaft het kabinet het lage btw-tarief af?

Deze brief van staatssecretaris Idsinga (Fiscaliteit en Belastingdienst) verklaart de btw-maatregel. Het lage btw-tarief is afgeschaft om het begrotingstekort niet verder op te laten lopen en om andere maatregelen te financieren[10]. Alleen al voor de sport levert deze maatregel het kabinet € 219 miljoen per jaar op[3]. Over alle culturele goederen en diensten berekend, loopt dit op tot € 1229 miljoen na de herziening in de Miljoenennota[1].

Uit onderzoek van Dialogic en Significant APE blijkt dat het lage btw-tarief niet goed werkte. Het doel was om sport, cultuur en boeken toegankelijker te maken, vooral voor mensen met een lager inkomen. Maar mensen blijken niet meer te zijn gaan sporten door dit lage btw-tarief. Vooral de hogere inkomensgroepen profiteren van de maatregel[11]. Op basis van hiervan heeft het kabinet besloten het lage tarief af te schaffen[10]. Maar het is nog onduidelijk wat de gevolgen hiervan zijn voor mensen met een lager inkomen, daar is geen aparte impactanalyse op uitgevoerd.

3. Welke impact hebben prijsstijgingen op het sportgedrag van Nederlanders?

Ondernemende sportaanbieders staan voor de keuze of zij het verhoogde btw-tarief (gedeeltelijk of geheel) gaan doorberekenen aan de sporters, bijvoorbeeld door een lidmaatschap duurder te maken. Een lastige keuze, want je wilt dat sporten toegankelijk blijft. Maar je wilt als onderneming ook geen verlies lijden. Daarnaast krijgen ook verenigingen het moeilijker, als ze minder geld vanuit NOC*NSF of vanuit de gemeente krijgen. Een deel van de verenigingen verhoogt wellicht de prijzen om financieel gezond te blijven, naar aanleiding van het kabinetsbesluit. 

Er is al veel onderzoek gedaan naar het vraagstuk[12;13]. Toch blijkt uit de scans die zijn gedaan, dat er nog kennis mist over de vraag: blijven mensen sporten als het duurder wordt? Wat we nu weten, is dat je de prijs een beetje kunt verhogen, zonder dat mensen meteen opzeggen. Bij verenigingen is de bereidheid iets extra’s te betalen groter dan bij commerciële aanbieders, zoals de fitness. Maar verhoog de prijs niet te veel en onderbouw het goed. 

Wat we ook weten, is dat de impact van een prijsstijging niet even groot is voor iedere doelgroep. Vooral mensen met een lager inkomen of een verslechterende financiële situatie zeggen hun lidmaatschap eerder op door een prijsverhoging. Dit zijn echter helaas ook de doelgroepen die vaker achterblijven in sportdeelname[14].

Kanttekeningen bij alle bekende onderzoeken is dat mensen naar hun intenties zijn gevraagd (‘Ben je bereid meer te betalen?’). Of ze dat vervolgens ook echt doen – of dat ze toch opzeggen – wordt nog niet gemonitord.

Ondanks al het onderzoek naar de invloed van de prijs van sport op sportdeelname, mist er nog veel informatie. Hieronder lees je meer over de stand van zaken in het onderzoek. 

Begin 2024 opende ZonMw een subsidieoproep voor onderzoek naar de prijs van sport en de invloed van prijsstrategieën op sportdeelname. Dit is onderdeel van het programma MOOI in beweging, dat zich richt op complexe vraagstukken in de sport. 

Als startpunt van deze subsidieoproep deed het Mulier Instituut een scan naar wat er bekend is over de betaalbaarheid van de sport[12]. Er zijn namelijk al verschillende onderzoeken gedaan naar de betaalbaarheid en prijselasticiteit van sport. Prijselasticiteit geeft aan in hoeverre de vraag naar sport verandert wanneer de prijs omhoog of omlaag gaat. Dus, heeft de prijs invloed op de sportparticipatie? Als de prijs inelastisch is, heeft een prijsverhoging geen grote gevolgen voor de sportdeelname.

Voor de subsidieoproep van ZonMw over de prijs van de sport is sinds september 2024 een consortium gevormd. Het project SPRINT, onder leiding van Willem de Boer van de Hogeschool Arnhem en Nijmegen (HAN), onderzoekt de manier waarop het beprijzen van sport invloed heeft op sport- en beweegdeelname. Ze onderzoeken welke prijsstrategieën sportaanbieders kunnen gebruiken om mensen meer te laten sporten. En ze willen achterhalen hoe financiële maatregelen mensen beter gaan helpen om te gaan sporten[15]

Impact op sporters bij een ondernemende sportaanbieder

Uit onderzoek blijkt dat de btw-verhoging van het kabinet vooral sporters bij ondernemende sportaanbieders (zoals fitness) raakt. Bij die groep heeft de prijs namelijk meer invloed op de keuze om te stoppen dan bij leden bij een sportvereniging. Hieronder lees je enkele bevindingen die je kunt meenemen in je besluit om de prijs wel of niet te verhogen[16;17].

  • Van de sporters bij fitnessaanbieders geeft 36% aan niet bereid te zijn meer abonnementskosten te betalen. Een grotere groep leden (40%) is ‘misschien’ bereid om meer te betalen. Dit ligt waarschijnlijk aan hun eigen financiële situatie en aan het bedrag dat ze al betalen[18].
  • Gemiddeld willen de leden die bereid zijn meer te betalen ongeveer 74% extra betalen. Dit is hoger dan de leden bij een sportvereniging[18].
  • Tweederde van de mensen die hun abonnement daadwerkelijk opzegt, gaat minder sporten. Een veel kleiner deel neemt er een ander abonnement voor in de plaats[16]

Impact op sporters bij een sportvereniging

Als verenigingen door minder inkomsten hun prijzen omhoog doen, lijkt een deel van de leden best bereid iets meer te betalen, maar niet te veel[19]. Dat geldt zeker voor groepen met een laag inkomen – zie ook vraag 4 in dit artikel. In 2012 was dit maximaal 15%, maar de betalingsbereidheid lijkt te dalen sinds 2016[18;19]. Verenigingen moeten vooral zorgen voor begrip bij een prijsverhoging[20]. De contributie is de laatste jaren gedaald ten opzichte van de inflatie, dus het lijkt dat sportverenigingen nog voorzichtig zijn met het verhogen van de contributie. Hieronder lees je enkele bevindingen die je kunt meenemen in je besluit om de contributie wel of niet te verhogen.

  • Van de leden van sportverenigingen was 21% in 2023 niet bereid meer contributie te betalen. Een grotere groep leden (40%) is ‘misschien’ bereid om meer te betalen. Dit ligt aan hun financiële situatie op dat moment[18].
  • Gemiddeld willen de leden die bereid zijn meer te betalen ongeveer 64% extra betalen[18].
  • Uit eerdere onderzoeken blijkt dat hoe meer betrokken en tevreden leden zijn met hun club, hoe hoger de betalingsbereidheid is. Leden voor wie plezier het belangrijkste is van sport, zijn eerder bereid meer te betalen. Ook het aantal jaren waarin iemand sport en het sportniveau hebben invloed[20].
  • Leden van een sportvereniging stoppen eerder omdat ze de sport niet meer leuk vinden, dan om de prijs[16].
  • Zo’n 60% van de mensen die stopt bij de sportvereniging, gaat minder sporten. Zo’n 30% wordt lid van een andere vereniging[16]

4. Wie stoppen er met sporten, als de prijzen stijgen?

Uit verschillende onderzoeken blijkt dus dat vooral hoger opgeleide mensen en mensen die sport al leuk vinden waarschijnlijk wel blijven sporten, ondanks de prijsstijgingen die mogelijk gaan volgen op het kabinetsbeleid. Maar sporters met een verslechterende financiële situatie, een laag modaal inkomen of een lagere sociaaleconomische positie (SEP), stoppen wél eerder door een hogere prijs[16;18]

Dat is zonde, want deze groep sport om te beginnen al minder dan gemiddeld[14]. Nederlanders uit de laagste inkomensklasse ervaren vaker een slechtere gezondheid, waardoor sport juist belangrijk is voor hun gezondheid[21]. Bovendien sporten ze vaker bij ondernemende sportaanbieders dan bij sportverenigingen, die harder geraakt worden door de btw-verhoging van het kabinet[14]. Het is voor hen toegankelijker om bij een ondernemende aanbieder te sporten, dan bij een sportvereniging door bijvoorbeeld flexibele tijden.

  • ‘Te duur’ is voor huishoudens met een dalend of benedenmodaal inkomen vaak de reden om een sportabonnement op te zeggen[16]
  • Van iedereen die zijn abonnement echt opzegde, gingen vooral huishoudens met een verslechterde financiële situatie minder sporten[16]
  • Ook de bereidheid om meer te gaan betalen voor sport is bij gezinnen uit de laagste inkomensgroep begrijpelijkerwijs het laagst[18].
  • De belangenbehartiger van de ondernemende sportaanbieders (POS) vroeg Nederlanders of de btw-maatregelen hun sportgedrag zullen beïnvloeden. Gemiddeld zei 38% ‘ja’, voor de lage inkomensgroep was dat 42%[22]

Financiële regelingen voor sport en bewegen

Als sport door de kabinetsmaatregelen inderdaad duurder wordt, kun je inwoners met een lager inkomen wel ondersteunen. Dit artikel biedt een overzicht van alle financiële regelingen die gemeenten kunnen inzetten, bijvoorbeeld het Jeugdfonds Sport & Cultuur en en het Volwassenenfonds Sport & Cultuur.

Het voordeel van deze regelingen – ten opzichte van het lagere btw-tarief – is dat je gerichter de doelgroep bereikt die je wilt stimuleren om meer te sporten en bewegen. Kijk daarbij goed naar de voorwaarden van jouw regelingen: geldt de ondersteuning alleen voor contributies van sportverenigingen, of ook voor ondernemende sportaanbieders zoals fitness? Want daar sport juist de lage inkomensklasse veel[14]. En denk aan groepen die vaak tussen wal en schip vallen, zoals de lagere middeninkomens met een verslechterende financiële situatie. Hoe kun je deze groep tegemoet komen in het vergoeden van sportbenodigdheden? Want dit vormt voor deze groep ook een drempel om te gaan of blijven sporten en bewegen[23].

Niet-financiële belemmeringen

Hoewel het kabinetsbeleid dus kan leiden tot prijsstijgingen in de sport, is gebrek aan geld niet de enige belemmering om te gaan of blijven sporten. Bij mensen met een lagere SEP spelen ook zaken mee zoals stress en schaamte en een gebrek aan eigenwaarde. Sporten zit vaak niet in de cultuur en de sociale omgeving stimuleert dit ook niet[24;25]. Daarnaast ervaren mensen met een lage SEP ook vaker belemmeringen om te sporten vanwege de gezondheid[26]. Dit los je niet op door de prijs voor sportlidmaatschap laag te houden, of met financiële regelingen. Jongeren uit gezinnen met een laag inkomen geven bijvoorbeeld aan dat niet zozeer de prijs, maar vooral het sporten met vrienden en sportactiviteiten die aansluiten bij hun behoefte hen stimuleren om te gaan sporten en bewegen[23]

Lees meer over de behoefte en belemmeringen van jongeren uit gezinnen met een laag inkomen in het onderzoek Kan ik meedoen?

5. Wat is de impact op gemeentelijke bezuinigingen?

Gemeenten krijgen te maken met een bezuinigingsopgave door de afschaffing en inkorting van de specifieke uitkeringen (zoals Brede SPUK) en door de het Ravijnjaar dat er in 2026 aankomt. In dat jaar ontstaan er – door een overgang naar een nieuw financieringssysteem – tekorten op de gemeentelijke begroting. 

Omdat sport geen wettelijke taak is, vrezen sportambtenaren dat de gemeente op sport bezuinigt[4]. De bezuinigingen worden onder andere verwacht bij buurtsportcoaches en bij onderhoud of exploitatie van sportaccommodaties. Om inkomsten te genereren, willen gemeente meer huur vragen voor de sportaccommodaties. Ondanks de verwachting dat gemeenten gaan bezuinigen op buurtsportcoaches, zien ze ook het belang van gekwalificeerde buurtsportcoaches, die bijdragen aan gezondheid en preventie[4]. Ook zullen gemeentelijke kosten toenemen, als je lage inkomensgroepen financieel wil ondersteunen bij het kunnen blijven sporten na een prijsstijging. 

De bezuinigingen op sport zijn de laatste jaren meegevallen, omdat sport ook een relatief goedkope manier is om aan doelen op andere beleidsterreinen bij te dragen[29]. Door de plannen van dit kabinet moeten sportambtenaren het belang van sport en bewegen nog meer benadrukken en daarbij ook samenwerking zoeken met andere beleidsterreinen[4]. Hier vind je geschikte onderbouwing daarvoor:

  • Sport en bewegen voegen op verschillende gebieden waarde toe. Denk aan het beperken van het risico op ziektes, het opdoen van sociale contacten, het leren van discipline, het goed in je vel zitten en het hebben van een betere concentratie. Bekijk alle effecten, risico’s en randvoorwaarden van sport en bewegen in het Human Capital Model.
  • Sport en bewegen hebben ook een financiële waarde. Zo levert sport en bewegen volgens onderzoek €35.000-75.000 per persoon aan maatschappelijke waarde op, als we iemand een leven lang aan het bewegen krijgen. Die waarde zie je bijvoorbeeld terug in langer leven in goede gezondheid, minder zorgkosten en minder ziekteverzuim[27].
  • Als we alle collectieve kosten voor sport en bewegen – zoals lidmaatschapsgeld, investeringen in sportaccommodaties of sportprogramma’s – vergelijken met de maatschappelijke opbrengsten, blijkt dat de opbrengsten 2,76 keer zo hoog zijn als de kosten[28]. Of deze investeringen ook leiden tot meer sporten en bewegen, is lastig te onderzoeken. Methodes hiervoor zijn in ontwikkeling.
  • Bovendien zorgt sport en bewegen voor meer welzijn en ook brede welvaart binnen de samenleving en sluit het aan op verschillende doelen van de Sustainable Development Goals.

Bronnen

  1. Rijksoverheid. Miljoenennota, Belastingplan, begrotingen en bijbehorende stukken. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/prinsjesdag/miljoenennota-en-andere-officiele-stukken. [Op 18 september 2024]. 
  2. Stam W van, Heijnen E, Vrieswijk S. Monitor Brede Regeling Combinatiefuncties 2021. Utrecht: Mulier Instituut; 2021.
  3. Kabinetsformatie 2023. Budgettaire bijlage hoofdlijnenakkoord. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.kabinetsformatie2023.nl/documenten/publicaties/2024/05/16/budgettaire-bijlage-hoofdlijnenakkoord [Op 18 september 2024].
  4. Geurink N, Kools M,Hoekman RHA. Impact hoofdlijnenakkoord op gemeentelijk sportbeleid. Utrecht: Mulier Instituut; 2024.
  5. NOC*NSF. Doorrekening hoofdlijnenakkoord: basisfinanciering sport in gevaar. [Internet]. Gereaadpleegd van: https://nocnsf.nl/nieuws/2024/05/doorrekening-hoofdlijnenakkoord-basisfinanciering-sport-in-gevaar. [Op 18 september 2024]. 
  6. Nederlandse sportraad. Organisatie en financiering van topsport. [Internet] Geraadpleegd van: https://www.nederlandse-sportraad.nl/adviezen/organisatie-en-financiering-van-topsport [Op 18 september 2024].
  7. Nederlandse Sportraad. De opstelling van het speelveld. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.nederlandse-sportraad.nl/documenten/publicaties/2020/11/19/de-opstelling-op-het-speelveld. [Op 18 september 2024].
  8. Nederlandse Sportraad. De fitheid van de sport. Een kwalitatieve analyse van de huidige organisatie en financiering van de sport. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.nederlandse-sportraad.nl/documenten/publicaties/2020/07/10/de-fitheid-van-de-sport.-een-kwalitatieve-analyse-van-de-organisatie-en-financiering-van-de-sport. [Op 18 september 2024].
  9. Werkgroep Externe Financiering. Klinkende munt: financiële kansen voor de sport. Werkgroep Externe Financiering; 2017.
  10. Idsinga FL. Vragen van de leden Vijlbrief, Paternotte, Rooderkerk, Paulusma en Sneller (allen D66) over de btw-verhogingen op boeken, cultuur, sport en logies. [Internet]. Geraadpleegd van: https://open.overheid.nl/documenten/c96c1246-98f2-430f-959b-73308ddfd75e/file. [Op 18 september 2024].
  11. Brennenraedts R, Clemens I, Geest van der J, Hanswijk M, Hoornweg V, Smeitink A, Veldman J. Evaluatie van het verlaagde btw-tarief. Utrecht: Significant APE en Dialogic; 2023. 
  12. Hover P, Eldert P van. Betaalbaarheid van sport: kennis- en innovatiescan WP6. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.
  13. NLsportraad. De prijzen van sport: verkenning van de prijselasticiteit in de sport. NLSportraad; 2020. 
  14. CBS. Leefstijl; persoonskenmerken. Geraadpleegd van: https://opendata.cbs.nl/statline/#/CBS/nl/dataset/85457NED/table?dl=A232A [Op 18 september 2024].
  15. ZonMW. Start nieuwe consortia MOOI In Beweging. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.zonmw.nl/nl/nieuws/start-nieuwe-consortia-mooi-beweging. [Op 18 september 2024].
  16. Heijnen E, Hover P, Schoemaker J. Opzegging lidmaatschap van sportvereniging en fitnesscentrum: frequentie, motivatie en implicatie. Utrecht: Mulier Instituut; 2021.
  17. Eldert P van, Hover P. Sportlidmaatschappen en -abonnementen: opzeggingen, opzegredenen en nieuwe lidmaatschappen en abonnementen, factsheet 2022/25. Utrecht: Mulier Instituut; 2022.
  18. Eldert P van, Hover P. Consumentenuitgaven aan sport 2023. Utrecht: Mulier Instituut; 2024.
  19. Boer W de. De prijs van de verenigingscontributie. In: Sport en Strategie, Nr. 2, 2013.
  20. Schoemaker J, Liebrand R, Welle N ter. Stijgende contributie en weglopende verenigingsleden. Arnhem: Hogeschool van Arnhem en Nijmegen; 2016.
  21. CBS/RIVM. Ervaren gezondheid | Werk en inkomen. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.vzinfo.nl/ervaren-gezondheid/werk-en-inkomen. [Op 18 september 2024].
  22. IPSOS I&O. Weinig steun onder Nederlanders voor verhoging van BTW op betaalde sport. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.ipsos-publiek.nl/actueel/gezond-sportgedrag-rol-voor-de-overheid/. [Op 18 september 2024].
  23. Hoogland H, Kromhout M, Khajavi J, Eerten J van, Ben Sellam M. Kan ik meedoen?: sport en bewegen voor iedere jongere. Utrecht: Labyrinth Onderzoek & Advies; 2021. 
  24. Hoogendoorn MP, Hollander EL. Belemmeringen en drijfveren voor sport en bewegen bij ondervertegenwoordigde groepen. RIVM: Bilthoven; 2016. 
  25. Butselaar L. Zo maak je sport en bewegen mogelijk voor volwassenen met inkomensarmoede. [Internet]. Geraadpleegd van: https://www.allesoversport.nl/thema/meedoen-door-sport-en-bewegen/zo-maak-je-sport-en-bewegen-mogelijk-voor-volwassenen-met-inkomensarmoede/. [Op 18 september 2024].
  26. Dool, R van den. Deelname sport en bewegen van mensen met een lage sociaaleconomische status: de achtergronden van de deelname. Utrecht: Mulier Instituut; 2022.
  27. Peters N, Gerretsen P, Geijsen T. De sociaaleconomische waarde van sporten en bewegen. Rotterdam: Ecorys; 2021.
  28. Rebel, Mulier Instituut. SROI sport en bewegen 2024: wat is het maatschappelijk rendement van sport en bewegen? Utrecht: Kenniscentrum Sport & Bewegen; 2024.
  29. Eldert P van. Monitor sportuitgaven gemeenten 2022: gemeentelijke uitgaven aan sport in de periode 2017 tot en met 2022. Utrecht: Mulier Instituut; 2023.

Artikelen uitgelicht


Beleid
public, professional
feiten en cijfers
beleidsontwikkelingen, financiering en subsidies, gezondheidsbevordering, sportdeelname (cijfers)