
Lichte stijging contributieprijs
De meeste sporten die in de monitor van het seizoen 2024/2025 zijn meegenomen, worden vergeleken met het seizoen 2022/2023. Uit de contributiemonitor blijkt dat verenigingen in alle sporten en categorieën de contributie hebben verhoogd. De hoogste stijging zien we bij pupillen voor skeeleren (13,9%) en atletiek (13%). De laagste stijging zien we bij toerfietsen voor jeugdleden (0,4%) en volwassenen (3,3%)[1].
De prijzen in het algemeen stijgen ook, daarom wordt de stijging van de contributieprijzen ook vergeleken met de inflatie, die tussen januari 2023 en januari 2025 ongeveer 3,5% bedroeg[1]. Het gaat dan over een reële stijging of daling (tot 6% gemiddeld).
Het blijkt dat ook na de verrekening van de inflatie voor bijna alle sporttakken en leeftijdscategorieën de contributieprijzen zijn gestegen. Alleen bij voetbal, toerfietsen en wandelen was een reële daling te zien. Wat opvalt is dat de prijzen van de pupillen bij de meeste sporten de meeste stijging laten zien[1].
In de toegangsprijsmonitor zijn de toegangsprijzen van zwembaden, ijsbanen en klim- en boulderhallen tussen 2023/2024 vergeleken met het seizoen 2022/2023. De inflatie tussen januari 2023 en januari 2024 bedroeg ongeveer 3%[2]. Bij alle sportaanbieders zien we een reële stijging van de toegangsprijs, rond de 3% met enkele uitschieters bij boulderen bij de jeugd[3].
Contributie- en toegangsprijsmonitor
Sinds het seizoen 2016/2017 volgen het Mulier Instituut en de Hogeschool Arnhem en Nijmegen en sinds 2019 Fontys jaarlijks de contributies en toegangsprijzen in Nederland. Sinds 2020 beschrijven zij ook de toegangsprijzen van zwembaden, ijshallen en klim- en boulderhallen in een aparte monitor. Deze wordt sinds 2024 om de twee jaar uitgebracht. Goed om te weten: elk jaar legt de monitor andere accenten qua type sporten en qua maatschappelijke ontwikkelingen. De prijzen worden vergeleken met de inflatie, waarbij de verandering na de controle van de inflatie een reële stijging of daling wordt genoemd.
Trend van de afgelopen jaren
Vanaf 2022 was er een sterke inflatie, tot wel 10%[2]. Vanaf die jaren stegen de contributieprijzen minder hard dan de inflatie. De verenigingen durfden de contributieprijzen nog niet extreem te verhogen of de verhoging lag al eerder vast.
In het seizoen van 2024/2025 zijn de prijzen wel meer gestegen dan de inflatie. Dit kan bijvoorbeeld komen omdat verenigingen anders niet genoeg inkomsten binnen krijgen om hun uitgaven te dekken. De contributies zijn bij buitensportverenigingen gemiddeld 53% van de totale inkomsten. Bij binnensportverenigingen komt dit zelfs neer op 74% van de totale inkomsten.
Door het verhogen van de contributies, kunnen verenigingen de inkomsten sneller verhogen, dan bijvoorbeeld door kantineprijzen te verhogen of een actie te organiseren[1].
Uit de toegangsprijsmonitors kun je ook concluderen dat de zwembaden, ijsbanen, klim- en boulderhallen meestal de inflatie volgen. Met uitzondering van 2022/2023 waarin de toegangsprijzen voor zwembaden, ijsbanen en boulderhallen met verrekening van de inflatie licht zijn gedaald[3].
Verhogen van contributie
De contributies en toegangsprijzen stijgen elk jaar wel, maar meestal in lijn met de inflatie. Alleen lijken de contributieprijzen nu licht sterker te stijgen dan de inflatie.
Verenigingen zijn vaak terughoudend om de prijzen fors verhogen. Dit kan ervoor zorgen dat leden hun lidmaatschap opzeggen. Het verliezen van leden leidt dan tot nog meer verlies van inkomsten via de contributies. En ook in de bijdrage in de vorm van vrijwilligerswerk.
Er is beperkte informatie over welke invloed de prijsstijgingen hebben op het sportgedrag. Een kleine prijsstijging die goed beargumenteerd is, is voor de meeste leden acceptabel. Vooral voor de sporters die zelf minder te besteden hebben, kunnen hogere prijzen een drempel zijn om te sporten. Meer hierover lees je in het artikel Wat is de impact van de kosten van sport op sportdeelname?.
Verschillen per type gemeenten
Per monitor worden de contributies vergeleken op basis van een aantal gemeentelijke kenmerken. Door de jaren heen lijken deze verschillen redelijk hetzelfde. De volgende kenmerken zijn vergeleken:
- De contributie is gemiddeld hoger bij sterk stedelijke gemeenten, gemeenten waarin de inwoners gemiddeld een hoger jaarinkomen en hogere opleiding hebben en gemeenten met een hoger aandeel inwoners met een migratieachtergrond. Hierbij lijkt stedelijkheid de verklarende factor, omdat al deze factoren samenhangen met stedelijkheid[9,10].
- In gemeenten waar al veel mensen lid zijn van een sportvereniging, zijn de contributies gemiddeld lager.
- Bij zwembaden zijn de verschillen per gemeente minder duidelijk. Stedelijkheid lijkt de prijzen niet hard te beïnvloeden. De toegangsprijzen bij zwembaden lijken vooral hoger bij gemeenten met meer inwoners met een hoger jaarinkomen en bij gemeenten met een lager inwoneraantal.
Uit onderzoek blijkt dat de hogere prijzen in de stedelijke gebieden ontstaan door de druk op de ruimte en de hogere grondprijs. Bij sommige sporten zijn de prijsverschillen tussen de stedelijke en niet-stedelijke gebieden minder groot, omdat sommige sporten minder ruimte vragen (zaalsporten) dan andere (tennis en hockey)[11].
Toegankelijkheid sportverenigingen
De contributieprijzen van verenigingen zijn dus gemiddeld hoger in steden. In het algemeen zijn mensen in steden al minder vaak lid van een sportvereniging dan in niet-stedelijke gebieden. Daarnaast wonen in steden vaker mensen met een migratieachtergrond en lager sociaaleconomische positie. Van deze groepen is bekend dat zij minder vaak lid zijn van een sportvereniging, waardoor het aandeel nog lager uitvalt[10].
Het lijkt dat voor mensen met een migratieachtergrond de Nederlandse verenigingscultuur de grootste belemmering is en de prijs van sport in mindere mate. Deze verenigingscultuur is binnen hun sociaal-culturele omgeving minder bekend. Maar een hoge contributieprijs zal de toegankelijkheid voor mensen met een migratieachtergrond bij een vereniging zeker niet bevorderen[12].
Voor mensen met een lagere sociaal-economische positie zijn hogere kosten een drempel, maar ook het hebben van andere prioriteiten en problemen[12]. Voor de financiële drempel zijn er enkele regelingen die gemeenten kunnen aanbieden.
Conclusie en aanbevelingen
De monitor laat zien dat sportaanbieders hun prijzen in het algemeen aan de inflatie aanpassen, maar dat sommige verenigingen en sporters nog steeds kwetsbaar zijn. Voor gemeenten en verenigingen betekent dit dat er aandacht moet zijn voor betaalbaarheid, vooral voor jeugd en sociaal kwetsbare groepen.
Aanbevelingen
- Voor gemeenten: houd rekening met lokale verschillen in betaalbaarheid, ondersteun verenigingen bij prijsvorming en zorg dat regelingen zoals het Jeugdfonds Sport & Cultuur bekend en toegankelijk zijn.
- Voor verenigingen: monitor de eigen financiële situatie, maak prijsstijgingen transparant en communiceer goed met leden over waarom contributies veranderen.
- Voor beide partijen: gebruik de inzichten uit de contributie- en toegangsprijsmonitor om beleid en tarieven zo in te richten dat sport toegankelijk blijft voor iedereen.
Door deze stappen te nemen, kunnen gemeenten en verenigingen samen zorgen dat sport betaalbaar blijft, ook in tijden van inflatie en hogere energiekosten, en dat kinderen en jongeren blijven profiteren van de voordelen van sportdeelname.
Meer lezen?
- Ga hier naar alle contributiemonitors/toegangsprijsmonitors sinds 2017
- Lees hier het artikel over welke impact de prijsverhoging heeft in de sport
Bronnen
- Hertogs N, Eldert P van, Vugt H, Bezooijen B van, Schoemaker J, Pannen A, Berfelo B. Contributiemonitor 2024/2025: contributies en bondsafdrachten Nederlandse sportverenigingen. Utrecht: Mulier Instituut; 2025.
- CBS. Koopkrachtontwikkeling. Geraadpleegd van: https://longreads.cbs.nl/materiele-welvaart-in-nederland-2024/koopkrachtontwikkeling/#:~:text=In%202022%20daalde%20de%20koopkracht,een%20procent%20in%20de%20min. [Op 11 september 2025].
- Vugt H van, Eldert P van, Bezooijen B van, Schoemaker J, Pannen A, Berfelo B. Toegangsprijsmonitor 2023/2024. Toegangsprijzen Nederlandse sportaccommodaties. Utrecht: Mulier Instituut; 2024.