Alles over sport logo

Risico’s lopen of risico’s nemen: spelende kinderen en de rol van uitbaters van speelterreinen

Velen voelen bij het horen van het woord ‘risico’ onmiddellijk een zekere dreiging. De associatie met risico is gevaar, met iets wat moet worden vermeden. Toch is het essentieel onderscheid te maken tussen risico’s lopen en risico’s nemen. Dat verschil is duidelijk in de context van spelende kinderen en de manier waarop uitbaters van speelterreinen hun verantwoordelijkheid nemen, zo schrijft Koen De Maertelaere, expert op het gebied van speelterreinen en speeltoestellen.

Risico lopen betekent dat een persoon, vaak zonder inspraak of zonder bewustzijn, wordt blootgesteld aan gevaren. Het kind dat speelt op een slecht onderhouden glijbaan loopt risico’s waar het zelf geen enkele controle over heeft. Deze risico’s zijn vaak onzichtbaar of onvoorspelbaar en kunnen ernstige gevolgen hebben. Ze zijn per definitie onwenselijk omdat ze niets bijdragen aan de ontwikkeling van dat kind – integendeel, ze ondermijnen vertrouwen en veiligheid.

Risico’s nemen daarentegen gaat over vrijwilligheid en keuze. Het kind dat besluit een hoge ladder te beklimmen, een sprong te wagen van de ene steen naar de andere of sneller te schommelen dan anders, neemt bewust een risico. Het voelt spanning, ervaart onzekerheid en test de eigen grenzen. Dit zijn de leerrijke momenten waar veerkracht en zelfvertrouwen uit ontstaan. Een gecontroleerde val leert kinderen waar hun fysieke grenzen liggen, een mislukte poging leert hen omgaan met teleurstelling en door te zetten.

Rol van WAS-wetgeving

Het is precies in dit onderscheid dat het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen (WAS) richtinggevend wordt. De wetgeving verplicht uitbaters van speelterreinen en fabrikanten van toestellen om ervoor te zorgen dat spelen veilig gebeurt in de zin dat kinderen niet worden blootgesteld aan onaanvaardbare risico’s. Bijvoorbeeld messcherpe randen, gebrekkige constructies of toestellen die structureel beknellingen bevatten. Dat zijn typische situaties van risico’s lopen.

Maar wat de wet niet verbiedt – en dat is cruciaal – is het creëren van speelomgevingen waar kinderen juist wel in staat worden gesteld om risico’s te nemen. De wet zegt immers niet dat spelen zonder schrammen of blauwe plekken moet verlopen. Integendeel, er wordt ruimte gelaten voor uitdagingen en beleving, op voorwaarde dat de basisveiligheid is gewaarborgd.

Noorwegen vs. Nederland: kwestie van perceptie

Interessant is dat in sommige landen, zoals Noorwegen, risico’s veelal positief worden geïnterpreteerd: als kansen om te groeien. In onze streken, en zeker in Nederland, ligt de nadruk vaak op het vermijden van elk mogelijk gevaar. Campagnes die streven naar een ‘nulrisico’ voeden de illusie dat een wereld zonder risico’s haalbaar of wenselijk is. Het ongelukkige gevolg is dat ook bij spelen een soort reflex is ontstaan om elk gevaar uit te sluiten, waardoor kinderen steeds minder ruimte krijgen om eigen keuzes te maken.

Pedagogische waarde van risico

Toch is het duidelijk: zonder risico geen groei. Kinderen die worden beschermd tegen elke vorm van risico missen kansen om zelf te leren inschatten wat haalbaar is. Ze worden afhankelijk van de keuzes die volwassenen of instanties voor hen maken. Daartegenover staan kinderen die vanaf jonge leeftijd worden gestimuleerd om zelf risico’s te nemen: zij worden veerkrachtiger, moediger en vaardiger in het omgaan met onverwachte situaties[1]. Precies deze competenties zullen hen later in het leven sterker maken, zowel op school als in de samenleving.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Voor uitbaters van speelterreinen ligt er een dubbele opdracht: enerzijds gevaren wegnemen die leiden tot risico’s lopen, anderzijds voldoende ruimte laten voor risico’s nemen. Dit betekent bijvoorbeeld toestellen aanbieden die uitdagen, hoogteverschillen creëren die spannend maar niet levensbedreigend zijn, of natuurlijke speelplekken integreren waar kinderen met materialen als water, hout en stenen hun eigen creativiteit en moed kunnen ontdekken.

Daar komt moed en gezond verstand van de uitbaters bij kijken: erkennen dat absolute veiligheid niet bestaat, en tegelijk beseffen dat gecontroleerde risico’s een onmisbare leeromgeving bieden. Ook moeten uitbaters goed beseffen dat zij altijd verantwoordelijk zijn voor wat zij doen, maar pas aansprakelijk gesteld kunnen worden als een rechter een oorzakelijk verband kan leggen tussen een ongeval en iets wat de uitbater heeft nagelaten te doen. En ook hier moeten we vertrouwen op het gezonde verstand van de rechters.

Conclusie

Het echte vraagstuk gaat niet over hoe we risico’s elimineren, maar over hoe we kinderen – binnen het kader van de WAS-wetgeving – kunnen leren bewuste risico’s te nemen. Want wie altijd wordt beschermd, leert nooit zelf de balans te vinden tussen uitdaging en voorzichtigheid. Door ruimte te creëren waarin fouten mogen worden gemaakt, geven we kinderen het krachtigste geschenk dat er is: vertrouwen in hun eigen vermogen om met het leven om te gaan. Zo zijn speelterreinen geen plekken waar gevaren moeten worden verbannen, maar waar kinderen stap voor stap leren dat risico’s nemen geen bedreiging is, maar een levenskunst.

Koen De Maertelaere is expert op het gebied van speelterreinen en speeltoestellen. Hij is voorzitter van Nationale vereniging van controleorganen voor speelterreinen en speeltoestellen in België en oprichter van European Competence Center for Playground Professionals.

Bron

  1. Sandseter EBH & Kennair LEO (2011). Children’s risky play from an evolutionary perspective: The anti-phobic effects of thrilling experiences. Evolutionary Psychology, 9(2), 257–284.

Artikelen uitgelicht


Beleid
In de wijk, Openbare ruimte
Jongeren, Kinderen
public, professional
opinie
beleidsontwikkelingen, beweegvriendelijke omgeving, motorische ontwikkeling, veilige sportomgeving