Alles over sport logo

Ontwerp groene ruimte voor sport en bewegen

Groen is een onderdeel van een beweegvriendelijke omgeving en voorziet in mogelijkheden en uitdagingen voor sport, buitenspelen, actief transport en recreatie. Groen is daarom ook opgenomen in de kernindicator beweegvriendelijke omgeving. Ontwerp groene speelplekken dichtbij huis en zorg dat ze goed bereikbaar zijn per fiets of te voet. Betrek buurtbewoners bij het proces en stel zo min mogelijk regels op bij het gebruik van het groen. Dit is het laatste artikel in een serie over het belang van groen om specifieke groepen, zoals jeugd, volwassenen en ouderen, in beweging te krijgen.

  • Het richtgetal voor groen per woning is 75 vierkante meter groen per woning, voor nieuwbouwlocaties [1]. In buurten die aan de norm van 75 vierkante meter groen per huishouden binnen een straal van 500 meter voldoen, wordt 10 procent meer buiten gespeeld [2].
  • De gemiddelde afstand van een woning tot openbaar groen in Nederland is ongeveer 370 meter [3].

Uit onderzoek blijkt dat niet altijd de hoeveelheid groen, maar de manier waarop de groene ruimte is ingericht en georganiseerd, bepalend is voor de mate waarin deze ruimte wordt benut voor sport en spelen [4].

Groene corridors

Factoren die groene, natuurlijke gebieden aantrekkelijk maken voor recreatie zijn toegankelijkheid, grondgebruik en veiligheid [5]. De toegankelijkheid en de bereikbaarheid van groen is nog belangrijker voor de mate van recreëren (bijv. door bewegen) dan de hoeveelheid groen [6]. Een centraal gelegen park dat duidelijk is afgebakend lijkt meer uit te nodigen dan bijvoorbeeld versnipperd groen in combinatie met een groter recreatiegebied tussen drukke verkeerswegen.

Zorg dat met zogenoemde groene corridors verschillende groene zones in de gemeente aaneengesloten worden door middel van groene wandel- en fietspaden. Wandelen, joggen, skeeleren, rolskiën en fietsen is veel prettiger langs het water met ruime oevers, langs hagen of houtwallen waarin vogels fluiten en bermen die vol bloemen staan. “Een onaantrekkelijke omgeving is de meest relevante reden om niet te gaan wandelen tijdens de lunch” (TNO, Dr. Hendriksen). Vooral het ontbreken van wandelpaden of een park en weinig winkels in de buurt zijn belangrijke factoren.

  • Het is belangrijk welk groen je gebruikt en op welke plek, aanplanten van groen in drukke straten zal de luchtkwaliteit niet verbeteren. Als bomen de luchtstroming belemmeren, verslechtert de situatie zelfs.
  • Inwoners van Odense zijn vaker actief in het park dat het dichtst bij hun woning ligt en naarmate het park groter is en meer voorzieningen heeft (denk aan: wandel- en fietsroutes, bosachtig gebied, water, verlichting, aantrekkelijke uitzichten, fietsrekken en parkeerplaatsen [7].

(Her)inrichting van de fysieke omgeving naar meer groen alleen is niet voldoende. Programma’s en interventies aanbieden zorgt voor meer effect, en dan het liefst in groepsverband [8]. Voorbeelden van interventies in de praktijk:

  • Singelpark Leiden: kleine industrie aan het water in Leiden verdween in de afgelopen decennia. De gemeente heeft het plan opgevat om die ruimtes tot groene oases in de stad om te vormen en die gebieden te verbinden met elkaar. Meer ruimte voor ontmoeten, inspanning en ontspanning wat bovendien bijdraagt aan vermindering hittestress in de binnenstad van Leiden.
  • De groene connectie Rotterdam: een bewonersinitiatief in Delfshaven om bestaande groene initiatieven te verbinden door een denkbeeldig ‘groen lint’. Het is een middel om lokale zorg- en welzijnsinstellingen te koppelen aan de groene initiatieven in eigen buurt, maar buiten dat is het een mooie wandeling van 8 kilometer door Rotterdam West.

Inrichten groen

Het allerbelangrijkste van een groene omgeving is dat die zich op loopafstand bevindt. In haar scriptie ‘De speelvriendelijke groene openbare ruimte’ [9] heeft Natascha Dijkhuijsen diverse elementen genoemd die een beweegstimulerende groene omgeving in ieder geval moet bevatten:

  • Plaats bomen die voorzien in ervaren van verandering met de seizoenen, klimmogelijkheden, natuurlijke schaduwplekken en natuurlijke bronnen van ‘speelmateriaal’ (bladeren, takken, twijgjes, bloemen, etc.). Klimbomen, met of zonder autoband of een dik touw, stimuleren kinderen tot bewegen en zetten kinderen aan tot fantasiespel ([10]. Geschikte boomsoorten zijn: haagbeuk, zomereik, linde, esdoorn, gewone en rode beuk, paardenkastanje, wilg, populier, walnoot, grove den en fruitbomen.
  • Boomstammen op de grond; geschikte houtsoorten zijn eiken, tamme kastanjes of robinia’s [10, 11].
  • Struiken; het liefst met open plekken tussen en onder de struiken, kruippaadjes en mogelijkheden tot doorsluipen onder de struiken door. Plant bloemen die in verschillende perioden bloeien, een gevarieerde begroeiing zorgt voor veel speelplezier [11, 12]. Geschikte struiken zijn: vlier, hazelaar, wilg, lijsterbes, vogelkers, Gelderse roos, gele kornoelje, krentenboompje en struiken met klein fruit (rode en zwarte bessenstruiken, frambozen, kruisbessen).
  • Hoogteverschillen (reliëf) in de omgeving voorzien in hellingen.
  • Klimplekken als rotsen en stenen.
  • Zorg voor losse elementen als stenen, keien, kiezels, takken, bloemen, bladeren, etc. waar kinderen vrij hun creativiteit op kunnen loslaten.
  • Maak gebruik van water in de vorm van riviertjes, meertjes, stroompjes of pompen.
  • Zand en stenen [11].
  • Spannende paadjes. Hoe afwisselender het pad is, hoe meer het de nieuwsgierigheid van een kind wekt en hoe meer dit uitnodigt tot verkennen [11, 12, 13]. Denk aan paden van zand, gras, grond, snipperhout, houten stammetjes, vlonders, schelpen, grint of keien.
  • Zitplekken als boomstronken of zitplekken van natuurlijk steen, mozaïek of hout.
  • Groene poorten/grenzen in de vorm van bessenstruiken, fruitbomen of gevlochten wilgenhekken. Grenzen brengen vaak een gevoel van veiligheid met zich mee en deze natuurlijke vorm van grenzen stellen geeft niet meteen het idee dat het gebied is afgesloten van de buitenwereld [11].
  • Schuilplekken aanwezig of de mogelijkheid een schuilplek te bouwen.

Daarnaast kun je in een groene omgeving ook denken aan insectenhotels, moestuintjes, een amfitheater (voor buitenlessen), bloemen en kruiden, etc. Voor meer ontwerprichtlijnen en voorbeelden zie het boek Prettige plekken [14] en voor ideeën Vrij spel voor natuur en kinderen‘ [11].

Lees meer over effecten van groen op bewegen

Bronnen

[1] Ministeries van VROM, LNV, VenW, EZ en OCW. (2006). Nota ruimte: uitvoeringingsagenda ruimte 2006. Den Haag: Rijksoverheid.

[2] Bade, T., Smid, G., & Tonneijck, F. (2011). Groen loont!: over maatschappelijke en economische baten van stedelijk groen. De Groene Stad.

[3] Boer, T.A. de, & Groot, M. de (2010). Belevingswaardenmonitor nota ruimte 2009: eerste herhalingsmeting landschap en groen in en om de stad. Wageningen: Alterra Wageningen UR.

[4] Hertog, F.R.J. den, Moerman, M., Wilgenburg, R. van, & Poppel, M.N. van (2007). De gezonde wijk: op weg naar bewegingsvriendelijke wijken in Amsterdam. Amsterdam: EMGO Instituut.

[5] Gezondheidsraad, & Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek (2004). Natuur en gezondheid: invloed van natuur op sociaal, psychisch en lichamelijk welbevinden, deel 1 van een tweeluik, verkenning van de stand der wetenschap. Den Haag: Gezondheidsraad en Raad voor Ruimtelijk, Milieu- en Natuuronderzoek.

[6] Hertog, F.R.J. den, Bronkhorst, M., Moerman, M., & Wilgenburg, R. van (2006). De gezonde wijk: een onderzoek naar de relatie tussen fysieke wijkkenmerken en lichamelijke activiteit. Amsterdam: EMGO instituut.

[7] Schipperijn, J., Bentsen, P., Troelsen, J., Toftager, M., & Stigsdotter, U. K. (2013). Associations between physical activity and characteristics of urban green space. Urban Forestry & Urban Greening, 12(1), 109-116.

[8] Vervoort, S., Bogaard, J. van den, & Walda, I. (2009). Rotterdam gezond groen gewoon doen!: een literatuurstudie naar de wetenschappelijke relatie tussen groen, gezondheid en milieu en aanbevelingen voor een gezond Rotterdams groenbeleid. Kennisalliantie ggd Rotterdam-Rijnmond en de dcmr Milieudienst Rijnmond.

[9] Dijkhuijsen, N., (2017). De speelvriendelijke groene openbare ruimte. En hoe speelgedrag hier tot uiting komt . Dronten: Aeres Hogeschool.

[10] Hirsch, H. & van Loon, A. (2016). Levende speelplekken: bomen in het middelpunt. Amsterdam: Bomenstichting.

[11] Leufgen, W., & Lier, M. van (2007). Vrij spel voor natuur en kinderen. Utrecht: Uitgeverij Jan van Arkel.

[12] Tovey, H. (2011). Laat ze buitenspelen: pleidooi voor gezonde risico’s. Antwerpen: Garant.

[13] Louv, R. (2007). Het laatste kind in het bos: hoe we onze kinderen weer in contact brengen met de natuur. Utrecht : Van Arkel.

[14] Kuitert, K., & Maas, R. (2016). Prettige plekken: handboek mens & openbare ruimte. Zwolle: Acquire Publishing bv.


Artikelen uitgelicht


Beleid
Openbare ruimte
public, professional
tips
beweegvriendelijke omgeving