Alles over sport logo

Monitoring & Evaluatie van een beweegvriendelijke omgeving: hoe pak je dat aan?

Als je aan de slag wilt met monitoren en evalueren (M&E) van de beweegvriendelijke omgeving in jouw gemeente, waar begin je dan? Welke stappen moet je zetten en welke instrumenten passen bij jouw vraagstuk? In dit artikel leggen we uit hoe je dat aanpakt als gemeente, buurtsportcoach, of sportaanbieder. 

Voordat je aan de slag gaat

In ons eerste artikel heb je al veel kunnen lezen over wat M&E oplevert voor de beweegvriendelijke omgeving. Daaruit blijkt ook dat je goed moet nadenken over wát je precies wilt bereiken, weten en meten. Want dat bepaalt welk monitoringsinstrument precies geschikt is. In dit artikel leggen we stap voor stap uit hoe je een goed M&E proces kunt opzetten. 

Definieer je vraagstuk en doelen

Bedenk voordat je aan de slag gaat met M&E, wat jouw vraagstuk precies is en wat je wilt bereiken. Wil je alleen monitoren of ook evalueren? Waarom doe je het en voor wie? Wat wil je precies inzichtelijk maken en wat heb je daarvoor nodig (mensen, middelen, etcetera)? En wat ga je vervolgens doen met de verzamelde data en kennis?

Voorbeeldvragen

Een kleine greep uit de vragen waar je zoal antwoord op kunt krijgen door goede M&E:

  • Worden de locaties in onze buitenruimte goed benut?
  • Worden ze benut door de juiste doelgroepen? 
  • Zijn de gebruikers van de locatie tevreden met hun beweegplek? Of liggen er kansen voor verbetering of uitbreiding van onze beweeglocaties? 
  • Bewegen en sporten mijn inwoners daadwerkelijk meer dankzij onze beweegvriendelijke omgeving? Of hebben we aanvullend georganiseerde beweegactiviteiten nodig?
  • Wil je iets weten over de effecten op jouw beleidsdoelen in andere domeinen? Zoals een betere gezondheid, leefbaarheid of vermindering van eenzaamheid. 

Probeer aan het vraagstuk ook een doel te koppelen: wat ga je doen met de informatie  die je ophaalt? Als je je vraagstuk en doel vervolgens zo concreet mogelijk formuleert, krijg je bijvoorbeeld: Ik wil weten hoe, door wie en waarom mijn beweegvoorzieningen op locatie x (niet) gebruikt én gewaardeerd worden, zodat ik aanvullende maatregelen kan nemen voor doelgroepen die we nog onvoldoende bereiken.’

Deze keuzehulp voor M&E van Platform31 biedt een stappenplan voor het verhelderen van het doel en de focus van jouw M&E vraagstuk.

Kies de juiste indicatoren 

Nu ga je het vraagstuk omzetten in indicatoren: wat moet je gaan meten om antwoord te krijgen op jouw vraag en om jouw gestelde doelen te bereiken? Bijvoorbeeld:

  • Het percentage bewoners dat tevreden is over de beweegvoorzieningen in hun wijk.
  • Het aantal mensen dat gebruik maakt van een specifieke beweegroute.
  • Het aantal minuten dat mensen bij een outdoor fitness sporten. 

Lees meer over het vaststellen van goede indicatoren bij jouw vraagstuk in stap drie van de Monitoring- en Evaluatiewijzer.

Maak een keuze: bestaande databronnen of zelf meten

Data(verzameling) is een onmisbaar onderdeel van monitoren en evalueren. Nadat je jouw vraagstuk en indicatoren hebt vastgesteld, maak je een afweging welke bestaande databronnen je kunt gebruiken en voor welke indicatoren je zelf nog data moet verzamelen. Dit is altijd maatwerk en afhankelijk van jouw gedefinieerde vraagstuk, gestelde doelen en indicatoren. Het kan dus per vraagstuk verschillen of je gebruik kunt maken van bestaande databronnen, zelf data gaat verzamelen of een combinatie van beide gebruikt. 

Wil je bijvoorbeeld weten hoeveel mensen in een bepaalde wijk in jouw gemeente voldoen aan de beweegrichtlijnen? Dan kun je daar een bestaande databron voor gebruiken, namelijk van Sportopdekaart. Maar als je als buurtsportcoach wekelijks 20 ouderen laat bewegen in een beweegtuin, zal dit niet direct zichtbaar zijn in bestaande (grootschalige) databronnen. Maar voor de ouderen kan deze activiteit wel degelijk van grote impact zijn, bijvoorbeeld doordat ze meer sociale contacten hebben en minder eenzaam zijn. Vaak zul je voor lokale vraagstukken rondom de beweegvriendelijke omgeving zelf data moeten verzamelen. 

Overzicht bestaande databronnen

Bij de gemeente en bij de GGD is vaak ook veel data beschikbaar als het gaat over zaken als demografie, gezondheid, milieu en leefomgeving. 

Hierbij een aantal plekken waar je sport-, beweeg- of gezondheidsdata vindt:

Bekijk de Handreiking Werken met lokale data in de sport of bekijk de website Werken met indicatoren voor Sport- en Beweegbeleid.

Bestaande data over het gebruik van bepaalde locaties kun je ook inwinnen via leveranciers of eigenaren van speel- of beweegtoestellen in de openbare ruimte. Denk aan routes die gebruik maken van QR-codes of interactieve speeltoestellen. 

Zelf data verzamelen: kies de juiste methode 

Als je zelf data gaat verzamelen, kun je verschillende meetmethoden gebruiken. Denk aan observaties, registraties, of vragenlijsten. De gegevens die je daarmee verzamelt zijn je data. Deze data kun je analyseren en er vervolgens conclusies uit trekken.

Kwantitatief en kwalitatief 

We maken onderscheid tussen kwantitatieve en kwalitatieve methoden voor dataverzameling, ofwel: tellen en vertellen.

  • Kwantitatief: dit zijn de methoden waarbij je de resultaten in cijfers krijgt. Denk aan registraties of vragenlijsten. Hierbij gaat het dus om tellen.
  • Kwalitatief: dit zijn de methoden waarbij je de resultaten in woorden krijgt. Denk aan interviews waarmee je ervaringen en verhalen ophaalt. Hierbij gaat het dus om vertellen.

Je telt bijvoorbeeld hoeveel jongeren in een skatepark skaten (tellen). En je vraagt hen met interviews wat ze van het skatepark vinden (vertellen). Dit is allebei waardevol omdat het je een compleet beeld geeft van de locatie, zowel hoe als waarom het wordt gebruikt.

Objectief en subjectief

Daarnaast onderscheiden we objectief (feitelijk) en subjectief (persoonlijk oordeel) onderzoek. En dat is niet een-op-een vergelijkbaar met het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief. Zeker niet als het gaat om meetmethoden.

Een voorbeeld: 

  • Als je inzicht wilt in hoeveel inwoners bewegen, kun je dat meten met een versnellingsmeter of met een vragenlijst. Beide methoden zijn kwantitatief. Het gaat namelijk om tellen en je krijgt de resultaten in cijfers. 
  • Daarbij is een versnellingsmeter een objectieve meetmethode: hij meet feitelijk gedrag. Een vragenlijst is een subjectieve meetmethode: mensen vullen deze vanuit hun eigen persoonlijke oordeel of ervaring in. 

Je hoeft gelukkig geen expert te zijn in deze terminologie om met monitoring en evaluatie aan de slag te gaan. Waar het om gaat, is dat je snapt dat je een goede keuze moet maken in jouw meetmethoden, passend bij jouw specifieke vraagstuk. 

Combineer methoden

Idealiter zet je een mix van bovenstaande methoden in voor de beweegvriendelijke omgeving. Meestal wil je sowieso inzicht krijgen in het beweeggedrag: hoe veel, vaak en lang wordt bijvoorbeeld een speeltoestel gebruikt of wordt er aan een beweegactiviteit meegedaan? Door wie? En waarom wel of niet? 

Het is nuttig om beweeggedrag zowel kwantitatief als kwalitatief te meten. Denk bij kwantitatief aan het tellen van mensen met bijvoorbeeld sensoren. En bij kwalitatief aan het afnemen van interviews waarin mensen bijvoorbeeld kunnen toelichten waarom ze wel of niet (op bepaalde locaties) bewegen. 

Daarnaast wil je ook inzicht in de omgeving, zowel kwantitatief als kwalitatief. Hoe ziet jouw beweegvriendelijke omgeving eruit? Hoeveel speeltuinen zijn er bijvoorbeeld in de wijk en zijn er fiets- en wandelpaden tussen voorzieningen (kwantitatief)? En hoe ervaren inwoners die omgeving? Hoe ervaren ze bijvoorbeeld de kwaliteit van de speeltuinen en voelen ze zich veilig (kwalitatief)?

Door dit met elkaar te combineren en vergelijken, krijg je inzicht in waarom mensen bepaald beweeggedrag vertonen op bepaalde locaties. En kun je bepalen in hoeverre de inrichting van de wijk – of het aanbod in de wijk – voldoende aansluit bij de wensen en behoeften van inwoners of aangepast moet worden.

Een voorbeeld: het combineren van methoden

Stel dat uit kwantitatieve data blijkt dat er voldoende speeltuinen in een wijk aanwezig zijn. Je hebt ze geteld en het aantal voldoet aan een gestelde norm voor het aantal speeltuinen per inwoner. Vervolgens blijkt uit een andere kwantitatieve meting (bijvoorbeeld door sensoren) dat het aantal bezoekers per speeltuin in die wijk sterk verschilt. De éne speeltuin is een groot succes, in de andere komen nauwelijks bezoekers. Hoe kom je erachter waar dit aan ligt en waar je op moet inzetten om hier verandering in te brengen? Zijn de speeltuinen niet aantrekkelijk genoeg en spelen kinderen liever ergens anders? Of is het lastig om er te komen? 

Door ook kwalitatieve data te verzamelen – bijvoorbeeld met interviews of een focusgroep – krijg je inzicht in hoe kinderen en ouders de speeltuinen beoordelen en waarom ze ergens wel of niet spelen. Vervolgens kun je gericht aanpassingen doen. En natuurlijk weer monitoren en evalueren of die het gewenste effect hebben. 

Eén kanttekening bij dit voorbeeld: Sensoren kunnen het aantal bezoekers aan een speeltuin meten. Maar ze registreren vaak niet of het een kind is dat komt spelen, of een jongere die komt chillen of een moeder die op een bankje haar kind in de gaten houdt. Er zijn overigens sensoren die wel kunnen meten of er op een plek bewogen wordt. Maar vaak is aanvullend onderzoek nodig, bijvoorbeeld door observaties, om inzicht te krijgen in het type beweeggedrag op een locatie.

Een uitgebreid overzicht van meetmethoden

In dit artikel heb je meer kunnen lezen over hoe je aan de slag kunt gaan met het monitoren en evalueren van een beweegvriendelijke omgeving. En dat je daar idealiter een combinatie van verschillende meetmethoden voor gebruikt om het beweeggedrag en de omgeving in kaart te brengen. Deze meetmethoden hebben we voor je gebundeld in een uitgebreid overzicht in onze kennisbank, ingedeeld in kwantitatieve meetmethoden en kwalitatieve meetmethoden. 

Kwantitatieve meetmethoden in het overzicht:

  • Observaties
  • Vragenlijsten 
  • Activity Trackers
  • Sensoren met gps, infrarood, camera’s, audio, of radar
  • Telefoondata

Kwalitatieve meetmethoden in het overzicht:

  • Dagboeken
  • Interviews
  • Focusgroepen

Over sensoren en privacy

Het verzamelen van gegevens, zeker in de buitenruimte, kan soms op gespannen voet staan met privacy. Op moment van schrijven zijn er bijvoorbeeld diverse innovatieve mogelijkheden voor het meten van beweeggedrag in de buitenruimte, bijvoorbeeld via slimme sensoren. Maar we zien ook aarzeling en terughoudendheid bij gemeenten bij de inzet van slimme sensoren, vanwege de AVG. Zorg dus voor een goede balans tussen dataverzameling en privacy. En als je beslist om te meten in de buitenruimte, zorg dan voor goede communicatie naar inwoners. Leg uit waarom je het doet, wat ze eraan hebben en hoe je hun privacy waarborgt.

Aan de slag

Misschien denk je na het lezen van dit artikel wel ‘pff wat moet ik aan veel dingen denken’. En dat klopt ook. Daarom sluiten we nog af met een tip: werk samen met andere partijen. Dat kan enorm helpen om een goed M&E-proces op te zetten. Schakel bijvoorbeeld onafhankelijke experts in die je hierin kunnen begeleiden. Of zoek de samenwerking op met hogescholen. Dit biedt voor docentonderzoekers een mooie kans om onderzoek te doen, voor studenten een kans om aan een praktijkgerichte opdracht te werken en als gemeente levert het je nieuwe inzichten op zonder dat het veel capaciteit en budget kost.

Lees meer


Artikelen uitgelicht


Beleid
Openbare ruimte
public, professional
overzichtsartikel
beweegvriendelijke omgeving, monitoring en evaluatie