Alles over sport logo

Bewegen; ook na de revalidatie belangrijk

Je vindt het belangrijk dat je patiënten ook na de revalidatie blijven bewegen. Dan is het handig als zij de regie zelf deels in handen nemen. Hoe kun je dit het beste bevorderen? Met de publicatie ‘Mijn beweegredenen’ kunnen revalidanten zelf de stappen doorlopen om bewegen en lichamelijke activiteiten opnieuw een plek in hun leven te geven. Hieronder volgt een samenvatting van de zes fasen in het veranderingsproces dat veel revalidanten doorlopen: van vaststellen wat bewegen hun oplevert naar een actiever bestaan en omgaan met een terugval.

Actieve levensstijl

Tijdens het gesprek met de revalidant is het goed om samen te bekijken hoe het gaat en wat de revalidant na de revalidatieperiode voor sport- en beweegactiviteiten kan doen. Bedenk dat het niet alleen gaat om sporten, maar nadrukkelijk ook om bewegen in het algemeen, zoals tuinieren, schoonmaken en boodschappen doen. Bekijk of het mogelijk is die activiteiten en mogelijk sporten in de dagelijkse bezigheden in te passen en zo op weg te gaan naar een actieve levensstijl.

Jong of oud, met of zonder beperking: 150 minuten per week matig intensief bewegen moet het streven zijn. Dat zijn de Nederlandse beweegrichtlijnen. De meeste mensen voelen zich beter als ze genoeg bewegen.

Wist je dat op vijf tot zeven dagen per week voldoende bewegen deze gevolgen heeft?

  • De kans op stress neemt af;
  • De kans op diabetes, overgewicht en hoge bloeddruk neemt af;
  • De kans op hart- en vaatziekten neemt af;
  • De zelfredzaamheid neemt toe na een beroerte;
  • De botdichtheid neemt toe, waardoor de kans op breuken kleiner wordt.

Veranderen kost tijd

Het is belangrijk om de revalidant te laten nadenken wat hij zou willen veranderen. En dan niet in één keer alles maar stap voor stap. Behalve tijd kost veranderen inspanning en mogelijk ook geld. Bedenk samen wat veranderingen opleveren, dan kan iemand zien of het de investering waard is.

Foto: Voermans Van Bree Fotografie

De handleiding Mijn beweegredenen onderscheidt zes fasen in het veranderingsproces. Bij elke fase komt er een moment dat de revalidant zich afvraagt: ben ik klaar voor de volgende stap? Zo ja, ga verder. Zo nee, wacht er nog even mee.

Fase 1 Voorbeschouwing; meer bewegen, wat levert het mij op?

Iemand bevindt zich in deze fase als hij nog zelden of nooit heeft nagedacht over meer bewegen. Misschien was de revalidant zich niet bewust van gebrek aan lichaamsbeweging. Of denkt hij dat een beperking een actievere levensstijl in de weg staat. In deze fase gaat het erom na te denken over wat bewegen en sporten voor iemand betekent, hoe zijn beweegpatroon nu is, wat meer bewegen op kan leveren, wat er in de weg staat om meer te gaan bewegen.

Fase 2 Overpeinzing; ik ben er nog niet helemaal uit

De revalidant bevindt zich in deze fase als hij nog niet zeker weet of hij meer wil gaan bewegen. Dan is het belangrijk om de voor- en nadelen daarvan tegen elkaar af te wegen. Het helpt iemand te laten bedenken welke verandering hij in het verleden met succes heeft doorgevoerd. Bijvoorbeeld de revalidatie. Of een verandering op een heel ander terrein. Wat heeft ervoor gezorgd dat het is gelukt? En wat levert het op als de patiënt besluit meer te gaan bewegen. Welke activiteiten zouden het beste passen?

Fase 3 Beslissing; hoe pak ik het aan?

In deze fase heeft de revalidant besloten om meer gaan bewegen. Zorg dat hij een haalbaar plan maakt met activiteiten die passen bij zijn dagelijkse bezigheden. Bijvoorbeeld: vaker de auto laten staan, meedoen met Nederland in Beweging op televisie of elke dag een halfuur wandelen. Belangrijk is dat een verandering plezier en energie oplevert.

Fase 4 Actieve verandering; ik ben aan de slag

In deze fase is de revalidant begonnen met meer te bewegen. Misschien voelt hij zich hier al fijner door. Waarschijnlijk gaat het nog niet vanzelf, maar door vast te houden aan het nieuwe beweegpatroon worden de beweegactiviteiten sneller een gewoonte. In de publicatie worden ook tips gegeven om te zorgen dat een plan haalbaar is, bijvoorbeeld: elke week een extra moment plannen als reserve, bij het uitvallen van een chauffeur een vervanger regelen. Ook is het goed dat iemand voor zichzelf bedenkt wat helpt om het sporten en bewegen vol te houden en op welke momenten het risico het grootst is om te stoppen of minder te bewegen.

Fase 5 Gedragsbehoud; het past in mijn leven

In deze fase maakt sporten en/of bewegen structureel onderdeel uit van iemands leven. Sporten en bewegen is een gewoonte geworden en de reden waarom iemand ermee is begonnen is misschien niet duidelijk meer. Het is goed om ze toch nog een keer te benoemen en ook de voordelen van een actieve levensstijl op te schrijven. Als er dan iets verandert dat effect heeft op de actieve levensstijl, kan iemand daar op terugvallen.

Fase 6 Terugval; ik ben gestopt

Wie een verandering doorvoert, merkt vaak dat het niet in één keer goed gaat. Het is goed dat de revalidant zich realiseert dat als er een kink in de kabel komt hij niet vergeet dat hij al een heleboel heeft gedaan. Dat is niet ineens verdwenen. In deze fase draait het erom je af te vragen waarom je de actieve leefstijl niet hebt volgehouden en de oorzaken ervan te benoemen. Dat helpt een volgende terugval voorkomen. Ook jezelf een beloning beloven of benoemen wat je nog moet regelen voordat je weer gaat bewegen of sporten kan helpen.

De zes fasen van verandering zijn overgenomen uit ‘Mijn beweegredenen’, Hetty de Laat en Gea van Andel, januari 2013. Deze uitgave is onderdeel van het programma Revalidatie, Sport en Bewegen.


Artikelen uitgelicht


Beweegstimulering
Zorginstelling
public, professional
tips
in beweging brengen, sporten met lichamelijke beperking, starten met sporten en bewegen