Alles over sport logo

Sportaccommodaties, bezuinigen maar hoe?

Tijdens Kenniscafé Sport Live! van 3 november 2015 stond het onderwerp bezuinigen van sportaccommodaties centraal. Stellingen gebaseerd op onderzoeksvragen van Mulier Instituut waren startpunt voor discussie: in hoeverre levert de bouw, het beheer en de exploitatie van sportaccommodaties een bijdrage aan vergroting van sportdeelname en hoe geef je een goed sportaccommodatiebeleid vorm?

Sportaccommodaties zijn onderwerp van gesprek in gemeenteland

Aanleiding is onder andere de noodzaak om te bezuinigen in de sportsector sport. Onderzoek van het Mulier Instituut laat zien dat de sportbegrotingen van gemeenten voor 2015 lager zijn dan de gerealiseerde sportuitgaven in 2014. Eerder bleek uit de recessiepeilingen bij gemeenten al dat 93% van de gemeenten al bezuinigd heeft op sport of van plan is dit te doen in de huidige collegeperiode, waarbij andere sectoren weliswaar zwaarder worden getroffen.

Bij bezuinigingen en bij het efficiënter inzetten van de beschikbare middelen wordt vooral gekeken naar het accommodatiebeleid. Ruim 85 tot 90 % van het gemeentelijke sportbudget gaat immers naar (beheer en inrichting van) sportaccommodaties. Gemeenten bezuinigen vooral door:

  • (huur)tarieven te verhogen (49%),
  • op subsidies te korten (46%),
  • nieuwbouw van sportaccommodaties uit te stellen of te annuleren (44%) en
  • te besparen op onderhoud en renovatie van bestaande sportaccommodaties (40%) (Hoekman, 2013).

Georganiseerde sport een kansrijk instrument

Het krappere budget leidt ook tot een kritische analyse van de kosten en baten van deze gemeentelijke kostenpost. Gemeenten zoeken naar manieren om meer rendement uit hun bestedingen te halen. Niet alleen financieel maar ook sociaal. De kracht van sport – sport als middel – heeft voet aan de grond gezet bij gemeenten. Voor het (mede) bereiken van doelstellingen in het sociaal domein zijn er hoge verwachtingen van de georganiseerde sport.

Met haar grote kracht in aantallen en diversiteit van sportverenigingen, accommodaties, activiteiten en menskracht (vrijwilligers) vormt de georganiseerde sport een kansrijk instrument. Bijvoorbeeld door gemeenten die meer integraal denken en werken, de bundeling van de vraag naar sport en bewegen, relaties met minder organisaties en meer multifunctioneel gebruik van bestaande accommodaties.

Wetenschappelijk onderzoek Mulier Instituut

Mulier Instituut, met mede-aanvrager Universiteit Utrecht, onderzoekt met middelen van NWO Onderzoeksprogramma Sport, de betekenis van sportvoorzieningen voor sportdeelname. Kenniscentrum Sport (v/h NISB) heeft een adviserende en valoriserende rol in het onderzoek. Het Kenniscafé Sport Live! is een instrument bij uitstek om kennis te agenderen en verspreiden. Samen met onderzoekers en consortiumleden bespraken Kenniscentrum Sport en Mulier Instituut onder leiding van presentator Marcel Rözer de bevindingen uit het onderzoek aan de hand van stellingen en praktijkervaringen.

Stelling 1. Met het oog op sportstimulering moet je juist extra investeren in sportaccommodaties

Al jaren investeren gemeenten veel geld in een goede sportinfrastructuur. Een groot deel van het budget besteden gemeenten aan de invulling van de hardware: het bouwen en beheren van de sportvoorzieningen. Zo’n 15 % gaat naar de sportstimulering. De vraag is of je juist in deze tijd moet investeren in accommodaties of dat je tevreden moet zijn met wat er is. En je vooral moet focussen op de zachte kant. Bijvoorbeeld het stimuleren van een efficiëntere manier waarop de sportaccommodatie wordt gebruikt of inzetten op de begeleiding van het aanbod. Bijvoorbeeld een goede buurtsportcoach die vraag en aanbod goed aan elkaar koppelt.

Wat zegt het publiek?

De mening van de aanwezigen is verdeeld. Het belang van sportaccommodaties wordt breed onderschreven en er is een zekere terughoudendheid om daar niet langer in te investeren. Een deel van de aanwezigen blijft daarom kiezen voor het investeren in sportaccommodaties. Mede ook met het oog op duurzaamheid.

Ze spreken over projecten waarin sportverenigingen worden uitgedaagd te investeren in duurzaamheid van de sportaccommodatie. Dat kost in eerste instantie geld, maar dat ‘verdient’ de vereniging op den duur weer terug. Een ander deel van het publiek kiest juist voor het investeren in de zachte kant, vanuit de gedachte dat sportstimulering een goed middel is om mensen aan het sporten en bewegen te krijgen.

Wat zegt het onderzoek?

Uit onderzoek blijkt dat Nederland over een zeer goede sportinfrastructuur beschikt en in Europees perspectief de hoogste tevredenheid noteert van inwoners over de mogelijkheden om te sporten en bewegen in de buurt. De noodzaak om extra te investeren in sportaccommodaties lijkt er dus niet te zijn. Eerder dient de aandacht uit te gaan naar het verhogen van de bezetting. Dit vraagt bijvoorbeeld om meer aandacht voor de software en orgware: beter aanbod dat aansluit bij de behoefte van de omgeving en goede begeleiding en sterke verenigingen. Het advies is dan ook om niet extra te investeren in sportaccommodaties, maar eerder te consolideren, en bij intensivering van beleid vooral te kiezen voor thema’s als sportstimulering en verenigingsondersteuning om zo meer mensen aan het sporten te krijgen en de bezetting van sportaccommodaties te verhogen.

Stelling 2. Privatisering is dé oplossing voor efficiënt beheer van sportaccommodaties

Steeds meer gemeenten leggen de verantwoordelijkheid van het beheer van sportaccommodaties neer bij andere partijen. Bijvoorbeeld stichtingen die het beheer van één of meerdere sportparken voor hun rekening nemen of sportverenigingen die het beheer van hun eigen accommodatie op zich nemen. Er zijn nog meer vormen. Het lijkt dé oplossing, maar is dat ook zo?

Wat zegt het publiek?

Ook hier zijn de meningen erg verdeeld. Niet elke sportvereniging is in staat het beheer op zich te nemen. De gemeente zou in die situatie een verantwoordelijkheid moeten blijven houden en per geval bekijken wat de mogelijkheden zijn. Daarnaast kan privatisering er ook toe leiden dat de gemeente de regie kwijt en niet meer kan sturen op het gebruik van de sportaccommodaties door andere partijen. Aan de andere kant zijn er verenigingen met potentie op dit terrein en diverse voorbeelden uit het land waar privatisering goed heeft uitgepakt voor de gemeente, de vereniging en de samenleving.

Wat zegt het onderzoek?

Uit onderzoek blijkt dat gemeenten voornemens zijn om meer te privatiseren in de komende jaren. De situatie bij sportverenigingen laat dit echter niet in alle gevallen toe. Een groot deel van de sportverenigingen heeft moeite met het vinden van voldoende en gekwalificeerde vrijwilligers en geeft aan er vooral te zijn voor het organiseren van de eigen sport. Het aangaan van extra verplichtingen en het dragen van grotere verantwoordelijkheden stuit op weerstand bij deze verenigingen.

Daarnaast is het twijfelachtig of zij in staat zijn om op een goede wijze invulling te geven aan extra verantwoordelijkheden rondom exploitatie en beheer van sportaccommodaties. Gemeenten worden daarom geadviseerd om zorgvuldig te werk te gaan en weloverwogen en in samenwerking met de verenigingen te bepalen welke verenigingen op welke wijze taken en verantwoordelijkheden op het terrein van exploitatie en beheer van sportaccommodaties op zich zouden kunnen nemen. Maatwerk is immers gewenst op dit terrein.

Stelling 3. De ligging en afstand van sportaccommodaties beïnvloeden de sportdeelname

Mensen zijn geneigd te denken dat de afstand tot de sportaccommodatie er toe doet als het gaat om sportdeelname. Hoe dichterbij de sportvoorzieningen, hoe groter de kans op sportdeelname.

Wat zegt het publiek?

Een groot deel van de aanwezigen is het eens met deze stelling en is inderdaad van mening dat de afstand tot sportaccommodaties ertoe doet. Hierbij wordt ook gerefereerd aan het gevaar van het verdwijnen van de sportparken naar de rand van de stad. Een kleiner deel van de aanwezigen is het hier niet mee eens.

Wat zegt het onderzoek?

Uit onderzoek blijkt in de eerste plaats er geen bewijs kan worden gevonden voor massale verplaatsing naar de rand van de stad. Sport is van oudsher altijd aan de stadsranden geplaatst op de goedkope stukken grond. Door uitbreiding van de bebouwing zijn ze in de steden komen te liggen en daar over het algemeen ook niet meer weggegaan.

Daarnaast blijkt de afstanden naar diverse sportaccommodaties in Nederland zeer beperkt te zijn in vergelijking met andere landen. Nederland kent een hoge dichtheid van sportaccommodaties, waardoor voor in nagenoeg alle gevallen diverse sportaccommodaties in de nabijheid beschikbaar zijn. Daarnaast is er een reisbereidheid voor sport die veelal groter is dan de afstand tot de dichtstbijzijnde accommodatie. Afstand tot een sportaccommodatie is dan ook zelden een reden om niet te sporten. Onderzoek laat zelfs zien dat niet-sporters gemiddeld genomen dichterbij sportaccommodaties wonen dan sporters.

Bij het verklaren van verschillen in sportdeelname is de sociale omgeving vele malen belangrijker dan de fysieke omgeving (aanwezigheid sportaccommodaties). Wel is het zo dat de variatie in het aanbod in de nabijheid van belang is voor de groep die minder gemotiveerd is om te sporten. Een grotere variatie vergroot de kans op sportdeelname voor deze groep. Voor de gemotiveerde en frequente sporter speelt de afstand tot sportaccommodaties en de variatie geen rol, omdat er een grotere bereidheid is om afstanden te overbruggen ten behoeve van de sportbeoefening. Dit onderstreept het belang om in te zetten op het verhogen van de motivatie van mensen om te sporten en hierop aansluitend de positie van sportverenigingen om met hun activiteiten aan te sluiten bij de lokale behoefte.

Kennisdelen via netwerken

Kenniscafé Sport Live! en Mulier Instituut brengen experts op het gebied van het sportaccommodaties (gebruikersdeel en organisatie/ randvoorwaarden) samen. De organisaties zetten het netwerk verder voort via verschillende initiatieven. Hieronder het overzicht.


Artikelen uitgelicht


Vitale sportsector
Sportaanbieders
professional
tips
accommodatiebeleid