TopsportTopics logo Alles over sport logo

Objectieve metingen zijn ongeschikt om te bepalen hoe sporters zich voelen

Op basis van objectieve metingen is niet vast te stellen hoe sporters zich voelen na een enkele training of na een trainingsperiode. Subjectieve metingen geven daar een veel beter inzicht in. Dat blijkt uit een Australische literatuurstudie waaruit verder naar voren komt dat de resultaten van subjectieve en objectieve metingen niet met elkaar samenhangen.

Trainers willen een zo goed mogelijk inzicht hebben in zowel de fysieke als psychologische respons van hun sporters op de uitgevoerde training(en). Zodoende voeren zij vaak tal van metingen uit. Aan de hand van objectieve metingen zoals de hartfrequentie, de melkzuurconcentratie of het meten van ronde- of tussentijden is inzicht te krijgen in de fysieke respons op de geleverde inspanning. Subjectieve metingen zoals de zelfervaren vermoeidheid of de gemoedstoestand geven daarentegen inzicht in hoe de sporter zich voelt voorafgaand aan of na afloop van de training(en). Welke metingen uiteindelijk het beste inzicht geven in het welbevinden van de sporter is niet goed duidelijk. Vandaar dat Australische onderzoekers het effect van beide soorten metingen tegen elkaar hebben uitgezet.

Subjectieve metingen vs. objectieve metingen

De onderzoekers vonden aan de hand van de door hen opgestelde zoekcriteria 56 artikelen waarin de relaties zijn onderzocht tussen subjectieve of objectieve metingen en fysiologische of psychische uitkomstmaten. Aan de hand van de resultaten van deze 56 studies hebben ze geanalyseerd in hoeverre de subjectieve en objectieve uitkomstmaten met elkaar samenhangen. Verder hebben ze geanalyseerd of de uitkomsten van de subjectieve of objectieve metingen inzicht geven in de acute en chronische trainingsrespons.

Uit de resultaten blijkt dat er geen consistente samenhang is tussen de subjectieve en objectieve maten van de trainingsrespons. Verder blijkt dat objectieve metingen geen duidelijke relatie vertonen met het welbevinden van de sporter als gevolg van zowel de acute als de chronische trainingsbelasting. Voor subjectieve metingen zijn deze relaties wel gevonden. Zo neemt het welbevinden af bij een acute toename van de trainingsbelasting, en toe bij een acute afname van de trainingsbelasting. Ook bij een chronisch hoge trainingsbelasting neemt het welzijn af.

Tot slot

De resultaten van deze studie laten duidelijk zien dat subjectieve metingen een beter inzicht geven in het welbevinden van een sporter als gevolg van training dan objectieve metingen. Daarmee is niet gezegd dat objectieve metingen geen meerwaarde hebben. Uiteraard is het ook van belang om na te gaan hoe sporters fysiologisch gezien op trainingen reageren en of de gekozen trainingsmethode resulteert in betere prestaties. Deze studie laat echter zien dat subjectieve metingen goed inzichtelijk kunnen maken hoe belastend sporters de training ervaren. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat een sporter op basis van objectieve metingen een rustige training heeft uitgevoerd, maar dat hij dit toch als zwaar heeft ervaren. Wanneer dit chronisch het geval is, kan overtraining ontstaan. De resultaten van subjectieve metingen zouden dus tot veranderingen van de trainingsbelasting kunnen leiden. Shorttrackster/langebaanschaatster Jorien ter Mors, die vorig jaar het hele seizoen moest missen vanwege overtraining, is één van de sporters die momenteel op deze wijze werkt. Haar coach Jeroen Otter laat de trainingsbelasting en -frequentie mede afhangen van hoe ter Mors de belasting van de trainingen ervaart.

Bron

  1. Saw AN, Main LC, Gastin PB (2015) Monitoring the athlete training response: subjective self-reported measures trump commonly used objective measures: a systematic review. Br. J. Sports Med., doi: 10.1136/bjsports-2015-094758
Topsport
public, professional
samenvatting