
Op sportverenigingen, scholen, overal kun je als professional kinderen treffen met een motorische achterstand. Om met de meest pregnante vraag te beginnen: hoe moet je deze kinderen benaderen? “Zorg dat de leerling altijd kan meedoen. Pas een activiteit daarop aan”, zegt Christa Rietberg, vakleerkracht LO, orthopedagoog en ambulant begeleider bewegingsonderwijs in Zwolle. “En normaliseer. Als die leerling een rustmoment nodig heeft, zorg dan dat iedereen een rustmoment krijgt.”
Hoe het niet moet, heeft zij meegemaakt toen zij een gymzaal binnenliep waar net een les bezig was. De jongen met een eenzijdige verlamming moest daar meedoen aan het ringzwaaien. “Dan heb je er dus niet over nagedacht.”
“Geef de leerling niet die uitzonderingspositie. Ik heb de ringen naar beneden gehaald, zijn voeten in de ringen gezet en hem na een flinke duw laten schommelen. Vervolgens komen de andere kinderen: ‘Mogen wij dat ook?’” Terwijl het zo eenvoudig is, zegt Rietberg. “Zorg dat je alleen al nadenkt over de leerlingen in je klas. Dat je de leerlingen ziet en laat meedenken.”
Ook kinderen met een motorische achterstand hebben recht op plezier in bewegen. “Het gaat om persoonlijke groei, het gevoel dat je wat kunt, om participatie”, zegt Remo Mombarg, lector Bewegingsonderwijs en Jeugdsport aan de Hanzehogeschool.
“Heel veel daarvan kan door sportdeelname. Het kind moet het gedrag ontwikkelen dat ze kunnen sturen op wat ze wel en niet leuk vinden. Als dat niet lukt, blijven ze aan de kant staan en doen ze rond hun 17de, 18de niets meer.”
Bouwstenen voor bewegen
Veel minder kinderen van 8 tot 12 jaar met een Developmental Coordination Disorder (DCD) ofwel een coördinatie-ontwikkelingsstoornis hebben die ervaring dan kinderen zonder motorische achterstand in die leeftijd. Ze zijn veel minder vaak lid van sportverenigingen (32 om 82 procent) en voldoen minder vaak aan de beweegrichtlijn (31 om 61 procent dan kinderen zonder stoornis.
Wat Mombarg betreft is daarom een andere aanpak nodig. “We moeten de kinderen de fundamentele bouwstenen geven die een adaptief motorisch vermogen mogelijk maken. Als een kind niet kan zwemmen, heeft-ie straks evenmin de mogelijkheid om te kajakken of te roeien.”
Deze kinderen hebben veel baat bij impliciet leren (zonder dat ze door hebben te leren), foutloos leren (uitgaan van wat ze al kunnen) en voldoende oefentijd. Voorkom negatieve ervaringen. “Daardoor krijgen ze faalangst en vermijdingsgedrag. Ze worden minder actief, krijgen minder waardering voor hun eigen motorische vermogens en nemen meer afstand van bewegen en sporten terwijl ze er juist meer van nodig hebben.”
Daaruit volgt het belangrijkste, derde punt: “Geef de kinderen regie over welke sporten ze doen en met wie. Als je kinderen dit leert, geef je ze de sleutel mee voor al het motorisch leren in de rest van hun leven. Belonen van kleine stapjes is altijd heel goed voor deze kinderen. Ze voelen waardering en gaan daardoor ook meer sporten.”
De ruimte om de regie te geven, zit hem bijvoorbeeld ook in het schoolplein zo inrichten dat er voor elk kind een plekje is. “Begin ook bij wat het kind wil, ook als ouders. Je moet vinden waar het vonkje zit, waar ze plezier in hebben. Als dat esports is? Van mij mag het, dan ga je daarna uitbouwen.”
Special Heroes
De uitgangspunten van Mombarg komen vrijwel overeen met die van de stichting Special Heroes Nederland. Deze organisatie zet zich in voor kinderen met een motorische achterstand en hanteert daarbij vrijwel dezelfde kernwaarden.
Zo staat meedoen voorop (kinderen laten beleven, ontdekken en uitvinden waar hun talenten liggen) en draait het om de trots van de kinderen, waardoor ze meer zelfvertrouwen krijgen. Ook zoekt de stichting naar een duurzame verbinding met lokale partijen die zich inzetten voor de ontwikkeling en participatie van de kinderen.
Professionals die daarbij steun kunnen gebruiken, kunnen daarvoor terecht op de Special Heroes Campus, vertelt Franceline van de Geer, programmacoördinator in Noordoost-Nederland. “We proberen op deze campus met praktische handvatten inzichtelijk te maken dat de kinderen met een beperking echt kunnen meedoen met sport. Ze kunnen er ontdekken waar ze goed in zijn en hun grenzen verleggen.”
De tips zijn heel praktisch, van scholing die een professional kan volgen tot direct toe te passen tips. “Hoe ga je om met verschillende doelgroepen, waar vind je lesboeken? Op de site kun je filteren op beperkingen of type producten waardoor je heel snel de kennis vindt waar je naar op zoek bent. Daarnaast bieden we inspiratie leskaarten over hoe je bepaalde sporten kunt aanbieden aan kinderen met een beperking. Daarmee kun je als beweegprofessional lessen op een andere manier inrichten.”
“De laatste jaren zijn we ook aan de slag gegaan met inspiratiefilmpjes”, zegt Van de Geer. “Na een filmpje van anderhalve minuut ben ik weer geïnspireerd. Je ziet hoe een kind kan meedoen in plaats van dat dat kind zich moet wurmen in een beweegoefening. Ook hebben we daarin geprobeerd de beweegwereld van de kinderen in de gymzaal te krijgen. Van gamification tot spelletjes die ze op een telefoon doen tot een activiteit in de zaal ombouwen. En alle content op de website is gratis.”
Special Heroes heeft zo al veel kinderen kunnen helpen, besluit Van de Geer. “We maken het speciaal onderwijs eigenaar van het programma, waardoor het in het beleid opgenomen wordt. Daarnaast zetten we de kinderen centraal en betrekken daar de ouders bij. Zo kunnen we kinderen laten kennismaken met verschillende sporten en beweegactiviteiten zodat ze van binnenschools naar buitenschools kunnen, bijvoorbeeld door zich aan te sluiten bij een vereniging. In vijftien jaar hebben we zo al meer dan 15.000 kinderen begeleid.”
Meer lezen?
Meer weten?
Dit artikel is een samenvatting van een van de online sessies van de derde Week van de Motoriek, die plaatsvond in november 2022. Wil je de sessie terugkijken? Dat kan: in dit digimagazine zijn alle kennissessies gebundeld, vind je tips en trucs, aanvullende interviews en meer.